Jul 16, 2008 02:56
‘Ik denk dat je belangrijk voor me bent’. Op het moment dat ik op verzenden druk, heb ik alweer spijt. Niet omdat ik niet wil dat er mensen belangrijk voor me zijn. Integendeel, ik zou zo graag wat meer geven om de mensen waarmee ik mij omring. Alleen ga ik me al zo snel, nadat ik heb toegegeven dat ik aan iemand denk en om iemand geef, me irriteren aan de kleinste eigenschappen van die persoon. En we moeten nog een week samen slapen in een tent.
Soms vraag ik me weleens af hoe het zou zijn als ik verliefd op jou zou zijn, of jij op mij. Of we elkaar echt zo gek zouden maken als dat ik weleens denk, zoals jij weleens denkt of zoals de rest continu denkt. Alleen maar steken, prikken, elkaar pakken op verkeerd begrepen woorden of een slechte woordkeuze. Of ik dan nog steeds zou kunnen glimlachen om je altijd opgeruimde kamer en het feit dat je water kookt om een zojuist gebruikte ovenschaal mee schoon te maken. Ik zou diezelfde schaal drie, of misschien wel acht dagen laten staan. Ik laat bloemen in een vaas verwelken en verdrogen tot alle blaadjes op de grond liggen. Aan stofzuigen heb ik een hekel en ik heb ooit een kaars weg laten smelten op mijn verwarming, toen ik hier een week woonde. Het paarse kaarsvet zit nog steeds op de vloer onder de verwarming.
Ik rookte weer een sigaret in de regen en draaide een pirouette. Ik werd er duizelig van. Bij ballet leer je één belangrijke les, die je voor eeuwig in je leven zou moeten onthouden: focus je op één punt tijdens het ronddraaien. Hier had ik altijd moeite mee. Ik keek naar de lerares, die alvast keek of haar nagels scherp genoeg waren, om ze later in de rug van een meisje te kunnen duwen wanneer ze niet rechtop genoeg stond. Ik zag meisjes die veel dunner waren dan ik was. Mijn ogen gleden langs de barre aan de wand, waar ik net nog mijn pliés had geoefend en mijn knieën niet ver genoeg gebogen waren. En ik keek naar mijn voeten, naar mijn spitzen, die nooit lichtvoetig genoeg bewogen naar mijn mening. Nog steeds kan ik me niet concentreren op één punt. Of het nu iets tastbaars is als een raamkozijn waar ik me op moet focussen, of een tentamen, een enkele man in mijn leven, iets waarvoor ik moet sparen: er gebeurt teveel, alles vraagt mijn aandacht. En ik ben in niets slechter dan in mijn aandacht verdelen over meerdere mensen.
Ik ben geen goede vriendin. Voor even vind ik het fijn om veel met iemand samen te zijn, klamp ik me vast aan die persoon en wil ik alles van hem of haar weten. We eten samen, praten over alles en drinken ‘s avonds in café’s en fietsen dezelfde weg naar huis. ‘s Ochtends bellen we elkaar voor koffie en nooit raken we uitgepraat. Maar op een gegeven moment begin ik me te vervelen. Te ergeren aan de manier waarop iemand vraagt hoe het met me gaat of de overeenkomsten in muzieksmaak. Ik raak mezelf kwijt. Het is zo moeilijk om zelf al niet te weten wie of wat je persoonlijkheid maakt en dan ook het idee te hebben dat iemand anders eigenlijk precies hetzelfde is. Je neemt afstand, zoekt het ergens anders maar hebt overal hetzelfde probleem en mensen twijfelen aan je liefde. Denken als je je telefoon niet opneemt, dat je ze zat bent. En eigenlijk is dat ook altijd zo.