Jul 14, 2008 19:04
Omdat Minne niet alles beleven kan.
Tobias en ik drinken koffie in Rotterdam. Het is vijf over half drie en de tijd is belangrijk, omdat in de werkelijkheid alles feitelijk om tijd draait. Ik was vijf minuten te laat en hij wachtte op het terras. Niets tussen ons is onpersoonlijk. Wat ik drink of hoe ik rook, hij leest er mijn verslavingen aan af. Hoe hij een klontje suiker oplost in zijn koffie, hoe geconcentreerd hij naar het lepeltje kijkt. Ik hou niet van mannen die suiker in hun koffie drinken. Gelukkig bestelde hij geen koffie verkeerd.
In Rotterdam vindt alles plaats op de plek waar het gebeurt. In Utrecht verander ik plekken. Lepelenburg wordt Wilhelminapark en gesprekken die plaatsvinden op de straat voor de Bastaard, beschrijf ik als buiten bij de Poort.
Ik heb vaak geprobeerd om over Tobias te schrijven. Geen enkele naam die ik verzon, of opzocht op internetsites met jongensnamen, paste bij hem. En ik kon Minne niet zijn, want Minne en Tobias zullen nooit met elkaar kunnen praten. Tobias en ik trouwens ook niet.
Wij zijn nooit een hem en haar, maar blijven voor eeuwig de hij en ik. Ik weet nooit wat ik tegen hem zeggen moet, omdat ik zoveel verander en hij hetzelfde blijft, of omdat hij zoveel verandert en ik altijd hetzelfde blijf.
Ik kijk hem aan terwijl ik een slok koffie neem. Er druppelt wat van mijn mok af op mijn schoot en hij glimlacht. Ik probeer hem een vernietigende blik toe te werpen, maar faal jammerlijk. Ik zeg dat ik ben gestopt met mijn studie en direct daarna dat het niet waar is. ‘Dat dacht ik al’. We drinken bij Bagels&Beans omdat ik een trui in de uitverkoop paste van Daryl van Wouw en weer terughing. Hij zei dat hij in de bibliotheek was maar zijn fiets staat ergens anders. Ik denk er verder niet over na.
Op de fiets ben ik nog steeds, of misschien wel helemaal mijzelf. Ik neem bochten zonder af te remmen, omdat ik ze beter ken dan de weg naar mijn kamer in Utrecht. Ik slalom om de afgebroken witte strepen heen en buig voorover om sneller tegen de wind in te gaan. Bij de laatste bocht kijk ik niet achter me om te zien of er een auto aan komt. Die komt er immers nooit. Eenmaal ging ik de fout in en mijn vader vroeg me later waarom ik dat deed. Ik weet niet meer wat ik toen zei. Ik weet ook niet wanneer ik besloot dat niets wat ik meemaak door mij beleefd wordt. Waarom ik iemand anders verzon die spitsvondige opmerkingen maakte tegen mannen met andere namen, die naar feestjes ging waar ik zelf nooit heen had willen gaan of die niet naar tentamens ging die ik wel had willen maken. Misschien is het leven makkelijker zo. Het is ook altijd makkelijker om iemand anders zijn kamer op te ruimen. In je eigen kamer kom je foto’s van vakanties tegen, kledingstukken die je kocht van je eerste kleedgeld, cd’s die je luisterde toen je vijftien was. Vervolgens zet je de cd’s op en dans je door je kamer met een te klein rokje aan. Je kijkt in de spiegel en de uren die je besteedt aan het schoonmaken vallen in het niet bij de jaren die verstreken zijn.
Om mijn hoofd gemakkelijker te kunnen ordenen, om de gebeurtenissen en beelden beter te kunnen archiveren. Bij een ander stop je foto’s in een grote doos en schrijf je er vervolgens ‘leven’ op. Geen indelingen in jaren, in vriendschappen of schoolklassen.
Vroeger zag ik in mijn hoofd ook een grote archiefkast, zoals mijn ouders die in het kantoor hadden staan. Naast die door mijzelf verzonnen kast lagen grote stapels mappen, die ik nog moest indelen op soort, om daarna een plek te geven. Al snel had ik het idee dat ik daar jaren mee bezig zou zijn. Waar stopte ik vriendinnen van weleer, schoolfeesten, of de eerste keer dat ik dronken werd? Mijn lievelingstrui met wolken op de eerste dag van de basisschool, onze overleden hond of de verhuizing: misschien had ik wel niets van wat er ooit gebeurd was in mijn leven, een plek gegeven.
En nu is daar Minne, zoals daar eerst alle andere namen waren die ik zelf bedacht had.
Ik bedacht de naam Minne ooit als naam voor een ongeboren kind. Minne betekent Liefde, van Minne kun je minkozen maken, of beminnen, Minne rijmt op Suikerspinne. Aan Minne schreef ik ooit een brief, waarin ik al schreef dat er misschien nooit een meisje komen zou waar ik hem aan kon laten lezen.
Minne maakt dingen mee voor mij. Ik mag ondertussen onder de dekens blijven liggen met de mappen in mijn hoofd. Van alles wat zij beleeft, schrijft ze een dossier, labelt het en geeft dat vervolgens aan mij. Ik stop het in de kast. Op alfabet, want dat is het makkelijkst om terug te vinden voor een vreemde. Ik hoef bijna nergens meer over na te denken.