Jun 30, 2008 03:06
‘Dinsdag’, zegt Minne, ‘dinsdag word ik drieëntwintig’. Al dagen maakt ze zich druk om haar verjaardag. Dit jaar niet alleen omdat ze een jaar ouder wordt en bang is om een feestje te geven en denkt dat er dan niemand komt, maar ook omdat haar verjaardag nu al de meest sombere dag van het jaar wordt genoemd. Dinsdag, die dag gaat het rookverbod in. Ook zij zal er onder lijden. Tijdens werkdagen zal ze niet meer met haar benen kunnen wiebelen vanaf een te hoge barkruk, zuigend aan een Davidoff Gold. Minne rookt niet, Minne maakt een fashion statement. ‘Sigaretten passen nu eenmaal goed bij mijn look’, zei ze eerder tegen een vaste klant, knipperend met haar ogen vanachter een lok haar en een rode muts, schuin op haar hoofd gezet. Max vond haar op Sophie Scholl lijken, een Jodin, hij vond haar mooi met die muts op. Ze zet ‘m niet meer af. Waarom Minne altijd vergeleken wordt met Joden, weet ze niet. Een vriendje zei ooit, ‘heel leuk die schoentjes, heel Anne Frank’, waarop ze zich naar hem toedraaide en zei dat hij ze ook gewoon fifties had kunnen noemen.
Een vrouw aan de bar noemt haar oud. ‘Heb je een vriend? Woon je samen?’
Minne schudt haar hoofd.
‘Je moet opschieten, je moet aan je eitjes denken.’
Het is de eerste keer dat ze gewezen wordt op haar vruchtbaarheid door een onbekende. Ze twijfelt, maar besluit te glimlachen en een biertje voor een denkbeeldige klant te tappen.
Drie jaar geleden wilde Minne de pil niet meer slikken. Ze was er te chaotisch voor, verdedigde ze zichzelf. Het was vast niet goed voor je om twee weken in één dag in te nemen. De gynaecoloog vertelde haar dat er een reden was voor haar uitblijvende ongesteldheid. Zelf zag ze het al jaren als een meevaller. ‘Zie je die rondjes daar?’, vroeg de arts. Minne keek naar het scherm aan haar linkerzijde, waarop te zien was wat de staaf tussen haar benen filmde. ‘Dat noemen we kralen en die kralen, die wijzen op een syndroom. Een syndroom dat het kinderen krijgen zal vergemoeilijken, misschien zelfs onmogelijk zal maken. Vooral na je vijfentwintigste zal je hormonen moeten slikken, wil je nog zwanger geraken.’ Die nacht neukte Minne, met het zojuist geplaatste spiraaltje waarvan de ironie dat het een zwangerschap voorkomen zou, haar nog niet duidelijk was, een one night stand van weleer. Omdat het kon, omdat ze samen op de bank een slechte film met Paris Hilton daarin keken en de jongen in kwestie het spiraaltje zover wegstootte dat ze niet bang hoefde te zijn dat haar vriendje er iets van voelen zou. De volgende dag nam ze de trein naar huis, douchte in vijf minuten tijd en fietste naar haar liefde in zijn capuchontrui.
Nog twee jaar. Nog twee jaar om te baren, om zwanger te raken, om godverdomme eens iemand te ontmoeten naast wie ze het al niet vervelend zou vinden om wakker te worden. Nick was de jongen aan wie ze nu dacht wanneer ze wakker werd. Met wie ze ooit de lakens had gedeeld, hoewel hij ze altijd naar zich toe trok en Minne dan naakt achterbleef op de verkeerde kant van het bed. Die ooit zijn armen wel om haar heensloeg, maar waar ze nooit in wakker werd. Bij wie ze in de spiegel ontdekte, als hij zich naar de douche haastte ‘omdat sommige mensen gewoon moeten werken’, dat het ooglid van haar linkeroog lager hangt dan de ander wanneer ze wakker wordt. Even raakte ze in paniek, want ze had geen eyeliner in haar onzorgvuldig ingepakte tas en wilde niet dat hij haar zo zag. Ze dook terug onder de dekens en kleedde zich aan met een zonnebril op. Hij zei er niets van. Naast het bed, op het nachtkastje, stonden lege glazen waarin de avond daarvoor nog goedkope champagne was geschonken en hij weet haar onzichtbare ogen achter glas vast aan de onlosmakelijke kater die altijd volgt op goedkope drank. Al na twee maanden had hij er genoeg van. Minne weet het aan haar hangende ooglid, zijn kutkarakter of misschien wel het feit dat hij nooit begreep waar ze aan dacht of het over had.
‘Reageer jij niet meer op mijn smsjes?’
Ze wilde doorlopen en knikte in het voorbijgaan naar links, waar ze hem zag staan, maar hij grijpt naar haar arm. De eeuwige drie zoenen, in het luchtledige uitgewisseld, omdat ze zoveel mogelijk lichamelijk contact vermijden wil als ze niet alles van hem krijgt.
‘Wat had ik daar op moeten antwoorden’, ze kijkt hem aan. ‘Is het wat?’, hij wijst naar de band op het podium en zegt dat hij er pas net is. Dat is een leugen, want een half uur geleden zag ze hem en hij haar ook, zonder te weten dat ook zij hem zag.
‘Ik vind het leuk en of het goed is weet ik niet. Ik ga niet meer de discussie met jou aan, dat is vermoeiend.’ Minne probeert zich los te maken van de blik die Nick haar toewerpt, maar faalt jammerlijk. ‘Omdat ik altijd gelijk heb?’ Ze schudt haar hoofd. ‘Omdat ik altijd denk dat ik gelijk heb?’, ze antwoordt dat het meer die kant op neigt. ‘Ik vind het wel goed’, zegt hij en ze vertelt hem, met haar ogen op haar doel gericht - zo ver mogelijk hier vandaan - dat hij nu echt al zijn geloofwaardigheid verloren is. In haar rug voelt ze zijn ogen branden, want hij had immers niet het laatste woord.