Jun 25, 2008 02:11
‘Jij bent zo vermoeiend om mee te praten’, zegt Max. Ze staan bij het koelvak van de Super de Boer en hij twijfelt of de smoothies van het huismerk even lekker zijn als die van de Albert Heijn. Hij ziet er moe uit. Minne heeft een bloem achter haar oor gestoken en hoopt dat hij er iets over zegt. Ze blaast hard op een oranje fluitje, dat in een speciaal ingerichte hoek van de supermarkt in het schap ligt. Die avond zou Nederland verliezen en zou ze blij zijn dat ze het fluitje nog op tijd weer teruggelegd heeft.
Hij heeft haar ooit afgewezen. Nee, niet afgewezen, maar hoewel ze nooit met hem het bed gedeeld heeft, vindt ze toch dat hij hoort bij de groep mannen waarbij ze ooit tussen de dekens lag en stiekem zijn sperma aan zijn deken afveegde. Ze vielen altijd snel in slaap en zij probeerde dan in het donker, zonder haar lenzen in, de titels van de boeken op de planken te lezen. Toen ze jong was had ze nooit moeite om in slaap te komen, maar de laatste jaren wil het haar niet meer lukken. ‘s Ochtends is ze dan moe en neemt ze niet eens meer de moeite om een berichtje te sturen naar een klasgenoot, omdat ze niet naar een college komt. Tegen de middag ontwaakt ze pas en neemt ze zich altijd voor om haar kamer op te ruimen, maar vaak besluit ze eerst een dubbele espresso te gaan drinken in een café, want zelf heeft ze geen koffiezetapparaat. Meestal zwalkt ze dan uren later dronken langs de gracht naar huis en laat ze haar fiets staan op de plek waar ze de dag nog zo hoopvol was begonnen. Een kerkklok slaat twee, drie, of vier keer en af en toe vraagt ze zich af waar die verdomde kerk eigenlijk staat. Nog nooit heeft ze de moeite genomen om te onderzoeken waar het geluid vandaan komt.
Leuk in de omgang is Minne niet. Ze is zo’n meisje waar veel mensen vaak van zeggen dat ze daar zo’n hekel aan hebben, denkt ze vaak. Een meisje dat altijd heel hard praat. Vrienden die tijdens uitgaan naar het toilet gaan, kunnen bij terugkomst haar gesprekken van de afgelopen minuten woord voor woord verhalen. Soms schaamt ze zich daarvoor, maar meestal wimpelt ze het af als onstuimige enthousiasme of vurigheid.
Ook is ze weleens bang dat mensen haar enkel aardig vinden, omdat ze veel drank voor ze betaalt. Het is nu eenmaal vaak gezellig in de kroeg en alleen overblijven wil ze niet. Zodra de glazen zelfs door een optimist niet meer halfvol genoemd kunnen worden, snelt ze naar de bar om ze weer te laten vullen. Bij terugkomst steekt ze de sigaretten voor de rokers alvast aan, zodat niemand niets te doen heeft en voor één avond eens niet denkt aan tentamens, scripties of colleges. Minne vult haar tijd door de minuten, uren en dagen weg te geven aan mensen die het te weinig hebben. Hetzelfde gaat op voor haar geld, dat meestal op de dag dat het op haar rekening gestort wordt, in zijn geheel gepind wordt. Optimistisch als ze soms kan zijn, verdwijnt dan een groot gedeelte in de roze theepot op haar kamer, om er vervolgens binnen een week weer uitgehaald te worden.
Twee dagen eerder probeerde Max haar al te zoenen. Een kus op zijn wang was de bedoeling, als grapje, omdat ze daarvoor al had overdreven dat ze elkaar in dat weekend achtentwintig keer tegen waren gekomen en hij zei dat ze dat niet overdreef. Hij plaatste zijn lippen op haar wang en zij deed net alsof het nu teveel was. ‘Onzin’, zei hij, ‘jij vindt het nooit teveel’. Minne wilde zich niet laten kennen en bij het echte afscheid maakte ze aanstalten voor nog één peck on the cheek, maar hij draaide zijn gezicht en voor de tweede keer in twee jaar tijd raakte zijn lippen die van haar. Een jongen scheen met een felle lamp in haar gezicht en al knipperend keerde ze zich van hem weg. Koffie zouden ze gaan drinken, deze week, of die daarna. Je kust nooit iemand met wie je een afspraak maakt voor koffie, al stelt de man in kwestie voor om dat eens om elf uur ‘s ochtends te gaan doen. ‘Ik doe nooit iets om elf uur ‘s ochtends, alleen met de touwtjes van mijn capuchon hard aangetrokken naar huis fietsen’, zei Minne. ‘Twaalf uur ‘s ochtends’, probeerde hij.
‘Dan is het middag.’
‘Twaalf uur ‘s middags?’
‘Een schappelijker tijdstip’, vond ze en hoopte intussen maar dat hij nog iets van zich zou laten horen. Al was hij niet eens degene op wie ze wachtte en van wie zijn naam vaak door haar hoofd schoot als ze wakker werd. De enige reden om koffie te drinken met de man in kwestie, was omdat ze nu eenmaal veel van koffie houdt. En stiekem hoopte dat de man met de naam voorbij zou lopen wanneer zij van haar espresso nipte met de interessante schrijver aan haar zijde.