Jul 29, 2008 03:05
Ik veegde het stof aan mijn handen af aan mijn zwarte rokje. ‘Wat deed je daar?’, vroeg hij. Door alle drugs en alcohol in mijn lijf deed ik iets wat ik anders nooit zou doen: ik was eerlijk. ‘Zitten.’ Hij liet me gaan. Ik stak mijn laatste sigaret op en slenterde alleen over het perron naar de stationshal, waar het geroezemoes van het normale leven alweer was begonnen. Er rolden koffers voorbij, reizigers keken naar de borden met vertrekkende treinen en ik stond stil. Zoals ik dat wel vaker doe.
Bijna had ik me voorgesteld als Minne, maar net op tijd bedacht ik me dat die naam in deze stad niet geldt. Ik zei mijn echte naam en liet mensen geloven jouw vriendinnetje te zijn. Jij aaide mijn glimmende wang, mijn verwarde krullen die nog niet bekomen waren van het weekend en een dag werken en ik voelde me lelijk. Hij stond naast de bar, zoals hij altijd naast de bar heeft gestaan - ooit zei een jongen tegen me, ‘ik dacht al dat ik je hier kon vinden’ en mijn baas antwoordde, ‘waar had ze anders moeten zijn’ en jij bent immers hetzelfde - en knikte me toe. Ik knikte terug en hij gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte. Wij knikken namelijk niet naar elkaar, wij draaien rondjes samen op de schaatsbaan terwijl ik niet schaatsen kan maar wel met jou, wij doen alsof we elkaar ijsjes voeren maar duwen dan stiekem en snel het ijsje tegen elkaars neus, wij rijden ‘s nachts samen weg met de auto terwijl ik weet dat jij gedronken hebt en jij weet dat ik daar niets over zeggen zal en daarom niet eens je best doet om nuchter over te komen. Met grote stappen liep hij mijn kant op en met kleine muizenstapjes deed ik pogingen om weg te komen. Ik was te laat. Hij stak zijn hand uit en stelde zich voor. ‘Joost.’ Ik kon er niet om lachen en keek naar jou want ik zag dat jij had gezien dat hij naar mij toe kwam en zich voor wilde stellen en ik wist dat jouw avond daar niet beter van zou worden. ik knikte je toe en jij knipoogde terug. ‘Hoi’, zei ik, ‘dat is lang geleden.’ Hij gaf geen antwoord maar vroeg me sinds wanneer ik bier dronk. Ik gaf geen antwoord maar vroeg hem hoe het was. Onder geen beding zou ik toegeven dat ik hem al langer kende, dat hij en ik een geschiedenis hadden ooit een wij waren ooit ruzie zochten totdat ik zijn schoenen uit het raam gooide hij mij een klap wilde verkopen maar op tijd bedacht dat hij geen meisjes wilde slaan en ik hem dan uitdaagde net zo lang totdat hij me wel omver moest duwen. ‘Mag ik je nummer’, zei hij. Het was geen vraag. Ik noemde een reeks getallen op en verdomd, ze klopten ook en ik wist niet of ik me daar schuldig over voelen moest. Snel sloeg hij het nummer op en ik slikte mijn naam in want jij liep onze kant op. Toen raakten de jij en hij door de war, zoals ze altijd al hebben gedaan. Ik wist niet meer bij wie ik nou hoorde, bij wie ik nooit gehoord had en wie z’n kant ik in godsnaam kiezen moest. Ik bleef maar in het midden staan. ‘Dit lijkt wel op vroeger’, zei jij. ‘Alleen blijf je deze keer van mijn vriendinnetje af.’
Ik wilde uitleg over die opmerking en liep daarom achter je aan naar buiten, me niet beseffend dat ik opeens een kant gekozen had. Ik liep het hele eind achter je aan naar huis en voor de deur schudde je me door elkaar. ‘Niet doen’, zei jij. Ik beloofde het.
‘s Ochtends werd ik wakker in jouw bed met mijn kleren nog aan en zodra jij ontwaakt was trok je mijn kledingstukken één voor één uit. Ik liet je begaan. Naakt lag ik in het felle licht omdat we de gordijnen nooit dicht hadden gedaan. Naakt lag ik zonder de dekens die we nooit over ons heen hadden getrokken, omdat het in Rotterdam nog steeds niet geregend had. Daar neukten we, bedreven we de liefde of noem het godverdomme maar zoals je het noemen wilt, het was fijn en het was naar het was oprecht het was een leugen het was zoals het altijd was geweest het was nieuw en anders en het was vol met tegenstellingen want ik dacht wel aan jou maar ook aan hem en ik dacht aan de mannen van weleer en ik dacht aan geslachtsziektes en aan condooms en ik dacht aan jouw leven en dat van mij en waarom je eigenlijk weg wilde gaan die avond en ik dacht vooral aan jaloezie en liefde. Ik vertrok in een rode boxershort die volgens jou altijd al van mij geweest was maar die ik nergens van herkende. Mijn jurkje hing om mijn lichaam heen en elk model leek te zijn verdwenen. Mijn haar hing langs mijn gezicht naar beneden en elk model leek te zijn verdwenen. Misschien was dit wel de laatste keer en was het tijd om met iets nieuws te beginnen. Misschien was dit wel de eerste keer van een nieuw begin. Ik trok in ieder geval de deur achter me dicht en was pas weggegaan toen ook jij wakker was. Dat hadden we sowieso nog niet eerder meegemaakt.