Dames en heren, dit eerste hoofdstuk van december & het laatste van 2004 heb ik geheel en al te danken aan de muzikale kwaliteiten van de Poema's (ook al vinden
sommige mensen dat die onbestaand zijn, maar die mensen zijn zo lief dat ik het ze vergeef :P) Zonder hen was dit nooit geschreven. Verder is het een schaamteloze rip-off van Lord of the Rings, maar dat is te wijten aan mijn allerliefste moeder die mij weer helemaal aan het fangirlen gekregen heeft. Ook de titel komt van LOTR. En natuurlijk is het allemaal out of character en gejat van Land of Doom, maar tja, dat is niet nieuw.
And still I proudly present :D
Aantal woorden hoofdstuk: 7752
Aantal woorden totaal: 106315
Hmm er waren toch nog meer statjes-dingetjes...? Ik kan het me niet meer herinneren, dus ik ga wel gewoon door :P
Hoofdstuk 14: De schildmaagden
Lurec stond verbaasd naar het lege bed te kijken, waar hij Linda verwacht had. Hij zei haar naam, hardop, hoewel er niemand was om het te horen. Waar was ze, waar kon ze zijn als ze hier niet was? Was ze misschien in de eetzaal, had ze honger gekregen, of was ze al weggehaald door grootvader, zou hij haar nooit meer te zien krijgen, zou ze nooit te horen krijgen wat er nu precies aan de hand was, zou hij haar nooit meer zoenen en nooit meer haar stem horen?
Maar dat laatste was in ieder geval niet het geval, want plotseling hoorde hij een deur achter zich piepen, en toen hij zich omdraaide zag hij zijn geliefde in de deuropening staan. Ze was blijkbaar in de badkamer geweest, maar het had weinig geholpen, want haar ogen waren nog steeds rood en haar wangen betraand… goden, was dat allemaal van de ruzie met Indira? Was ze daar zo ongelukkig over?
Hij opende zijn armen en zonder iets te zeggen wierp het boerenmeisje zich erin en omklemde hem, iets wat niet vaak gebeurde. Toen hoorde hij het gesnik en voelde de nattigheid op zijn schouder.
"Linda? Linda, wat is er? Ben je zo ongelukkig over die ruzie met Indira? Dat moet toch op te lossen zijn, als jullie nu maar beiden je excuses aanbieden dan komt het echt wel goed…"
Hij was hier binnengekomen met in zijn hoofd een heel verhaal over wat er gebeurd was, over wat grootvader gezegd had, over de oorlog - waar ze dus al van wist, via Indira - en wat Indira gezegd had, maar nu verdrong alles elkaar voor aandacht. Er was zoveel te zeggen, en waarschijnlijk maar zo weinig tijd! En nu kon ze ook nog alleen maar huilen, en hij omhelsde haar en probeerde haar zachtjes te troosten.
"Ssh, rustig maar, het komt echt wel goed…"
"Mijn vader moet de oorlog in," snikte ze, "En jij moet de oorlog in, en vrouwe Indira haat me en heeft daar misschien wel gelijk in, maar wat weet zij nou van liefde, en alles gaat verkeerd en het ging juist zo goed…"
Hij had haar nog nooit in zo’n toestand gezien, nog nooit geprobeerd om haar te troosten terwijl ze zo hysterisch was… ja, hij was gewend aan stille tranen, aan moeilijk te uiten verdriet, aan heimwee, maar niet aan dit alles. Haar vader moest de oorlog in? Hoe had ze dat gehoord? En waarom was hij vergeten om het haar te zeggen? Natuurlijk had hij in de wandelgangen wel gehoord dat ook de boeren van hun gebied het leger in moesten en werden opgeroepen, het was zo te zeggen het gesprek van de dag in de Vesting. Maar het was hem geheel ontschoten dat ook dorpsleiders mee moesten en dat dus ook Linda’s vader zich in die groep zou bevinden. Was daar nu niets aan te doen? Hij zou moeten zien hoeveel krediet hij had bij het leger… of misschien kon grootvader iets voor hem doen, als hij nu maar beloofde om zich goed te gedragen en precies te doen wat hem opgedragen werd! Hij wilde Linda niet zo ongelukkig zien, en bovendien vond hij Fred Doeze een prima man, zo iemand was best belangrijk. Wacht, misschien zou hij Linda’s vader kunnen opeisen als persoonlijk bediende of iets dergelijks… dan zou Linda’s vader niet alleen veilig zijn, maar ook zijn dochter gezelschap kunnen houden!
"Hoor eens Linda, ik weet niet of het gaat lukken, maar ik denk dat ik het wel voor elkaar kan krijgen dat je vader hier in de Vesting terecht komt. Zou je dat prettig vinden, je vader veilig en dichtbij?"
Het was een onzinnige vraag, want natuurlijk zou ze het prettig vinden, maar Linda leek ervan te kalmeren nu tenminste een probleem was opgelost, en ze knikte. "Kan dat echt? Kom je daarmee niet in de problemen? Oh, ik zou hem zo graag hier hebben… en mijn moeder zou zo blij zijn als hij maar veilig was! Oh Lurec, dat zou geweldig zijn."
"Ik zal het proberen," beloofde hij, "Hier, ga nu maar even rustig zitten, je was helemaal overstuur… het komt allemaal wel goed, ook al ziet het er nu even verschrikkelijk uit."
Hij was helemaal niet gewend om voor mensen te zorgen, maar het leek hem toch aardig goed af te gaan, want Linda ging op het bed zitten en nam een glas water van hem aan zonder te vragen waar het vandaan kwam. Ze dronk gewoon, eerst nog happend naar lucht maar later rustiger, en Lurec liet haar haar gang gaan. Er was nog zoveel om over te praten, zoveel waar ze weer verdrietig en opgewonden en hysterisch en boos van zou kunnen worden, maar voor nu leek het beter om haar even met rust te laten. En terwijl zij steeds rustiger ging ademen en zich vooral leek te concentreren op zijn hand, die ze op een gegeven moment had gepakt en stevig vasthield, ging hij op het bed naast haar zitten en probeerde zijn arm om haar heen te slaan zonder dat zij zijn hand los hoefde te laten. Het werkte verrassend goed, en hij voelde hoe ze tegen hem aan leunde, alsof hij haar haar steunpilaar was. Misschien was hij dat ook wel, in ieder geval nu even.
"Je bent hier zeker via de kamer van vrouwe Indira gekomen?" vroeg ze plotseling, met een onnatuurlijk kalme stem die hem meteen weer bezorgd maakte. "Was ze nog steeds erg boos op me?"
Hij aarzelde, maar ging uiteindelijk voor de waarheid. "Ze was niet erg blij met je, maar ik hoop dat ze wel afkoelt. Wat is er nu volgens jou precies gebeurd? Want ik heb haar verhaal wel gehoord, maar ze was ook nogal… hoe zeg je dat… geemotioneerd, en bovendien wil ik het graag van jou horen. Als je er tenminste klaar voor bent om het te vertellen? Ik wil je niet weer aan het huilen maken…" zei hij, een beetje onzeker. Gelukkig glimlachte ze magertjes en begon ze niet weer te huilen.
"Ik was bij haar in de kamer blijven zitten toen jij wegging, en op een gegeven moment werd ze eindelijk wakker… ik vroeg of jij de oorlog in moest, en of zij dat besluit had genomen," Lurec bedacht dat hij precies hetzelfde had gevraagd, en vroeg zich af of Indira hetzelfde had gereageerd, "en toen werd ze boos op me, ze zei dat ze heus wel een hart had en dat ze erg om je zou treuren als je…" Hier hield ze plotseling op, maar Lurec wist waar ze op doelde. Het was iets waar hij zelf niet echt over nadacht, niet echt over wilde nadenken eigenlijk, hij was toch nog veel te jong om zomaar dood te gaan, op een slagveld? Blijkbaar dachten de mensen om hem heen er wel veel over na.
"En dat ik je niet kende, dat ik maar een dom klein meisje was dat niets van liefde wist en zich alleen maar verbeeldde dat ze haar geliefde tot het einde zou willen volgen. Maar ik weet echt niet wat ik anders zou moeten! Hoewel ik als mijn vader hier zou zijn, misschien niet zo eenzaam zou zijn… nu ja, ik werd boos en zei dat zij al helemaal niets van liefde wist, en toen zei ik…" Weer viel Linda stil, en Lurec zag dat haar wangen rood werden. "Ik zei dat ze waarschijnlijk haar hele leven een oude, verbitterde vrijgezel zou blijven, en toen sloeg ze me in mijn gezicht en wilde me niet meer zien," zei Linda heel erg vlug, en toen draaide ze haar gezicht weg van Lurec, zodat hij haar ogen niet meer kon zien. Goed, het was dus waar geweest… niet dat hij werkelijk had getwijfeld aan Indira’s verhaal, daarvoor was ze te emotioneel geweest, maar het was goed om het ook uit Linda’s mond te horen.
"Ik denk… ze zei tegen mij dat het onvergeeflijk was, maar volgens mij hoeven jullie elkaar alleen maar je excuses aan te bieden, en dan komt het wel goed. Jullie hebben allebei wel pijnlijke dingen gezegd, maar je hebt er toch spijt van? En zij ook, geloof ik," zei Lurec, maar de wens was vader van de gedachte dat het wel goed zou komen. Hij wist het niet, hij begreep niet veel van de ruzie, hoewel hij wist dat Linda en Indira elkaar erg gekwetst hadden met hun woorden. Het zou beter zijn als dat alles nooit gebeurd was… maar dat waren loze gedachten, want de tijd was niet terug te draaien, zelfs niet met de allersterkste magische gaven. De tijd had zijn beloop en stopte niet, voor niets en niemand. Ach, en misschien zouden ze er een les van leren… maar dat waren toch werkelijk te filosofische gedachten voor hem, en hij schudde zijn hoofd en concentreerde zich weer op Linda.
"Denk je?" vroeg Linda aarzelend, "Ik wil best mijn excuses aanbieden voor die belediging. Maar neemt ze ze wel aan, en wil zij ook haar excuses aanbieden? Of wat dan ook… voor mij is het niet eens zo belangrijk, denk ik, als het maar weer goed komt. Ik wil geen ruzie met haar. Of beter gezegd, ik kan het nu niet erbij hebben. Ze wil vast niet… ze heeft gezegd dat ze geen kamermeid meer nodig heeft. Betekent dat dat ze me wegstuurt, terug naar mijn ouders? Of gaat ze het familiehoofd vertellen over… dit?"
Ze klonk warrig, alsof ze zelf niet precies wist wat ze wilde zeggen, maar Lurec vond dat ze toch wijze woorden sprak. Ze kon inderdaad geen ruzie met Indira hebben, het was een van de slechtste dingen die haar nu had kunnen overkomen. Ach, het leek inderdaad wel of alles tegelijk kwam plotseling, terwijl ze net een rustige periode achter de rug hadden. Maar het had geen zin om daar al te lang over na te denken, zo was het nu eenmaal, en hij kon nu maar beter zorgen dat Indira zijn geliefde niet uit deze kamer zou schoppen of terug zou laten brengen naar het dorp waar ze vandaan kwam.
"Ik denk niet dat ze het familiehoofd hierover zou vertellen, we verraden elkaar niet, dat hebben we nooit gedaan. Maar ja, ze heeft wel gezegd dat ze je niet meer in deze kamer wilde hebben, min of meer." Hij zag de bange uitdrukking op haar gezicht, en haastte zich om haar gerust te stellen, voor zover hij dat kon. "Ik haal haar wel over, echt wel. Maak je alsjeblieft geen zorgen. Zelfs als Indira niet meer over te halen is, hoef je hier echt niet weg, ik zorg wel dat er een plekje voor je komt…" Hij wist nog niet hoe, of bij wie, want hij kon hier eigenlijk niemand vertrouwen behalve Indira, maar toch durfde hij het haar wel te beloven. Ze kon altijd nog in de keuken gaan werken, of als ‘echt’ dienstmeisje, dan kon ze hier tenminste toch blijven. Zou ze dat willen? Maar dat zou hij tegen die tijd nog wel vragen, ze had waarschijnlijk toch niet echt een keus. Ze moest hier blijven, ook al mocht hij haar niet meer zien. Hier zou ze veilig zijn, ook al zou hij weg zijn.
"Dankjewel," zei ze zachtjes, "Ik zou niet meer weten waar ik anders heen moet. Terug naar huis is geen antwoord… niets is een antwoord. Maar als ik hier kan blijven en mijn vader hier ook kan komen, dan ben ik tenminste niet alleen, zelfs al ga je weg. Of mag ik met je mee?"
Ze keek hem hoopvol aan, en hij vroeg zich af of ze het nu werkelijk serieus meende… Indira leek ervan overtuigd te zijn dat het boerenmeisje zichzelf en hem bedroog door te denken dat ze hem tot in de dood - niet dat hij verwachtte te sterven! - zou volgen. Maar het maakte niet uit of ze het meende. Het was onzin geweest om te denken dat het misschien wel zou kunnen, dat hij een excuus zou kunnen verzinnen om het kamermeisje van zijn zus mee te nemen de oorlog in zonder dat hij werk voor haar had.
"Het kan niet," zei hij voorzichtig, "Ik was bij mijn grootvader zojuist, en ik heb moeten toegeven dat ik… in jou geinteresseerd ben. Ik hoop dat hij er nooit achter komt hoe geinteresseerd ik precies ben en dat jij net zo over mij denkt, hij zou me vermoorden. Alleen al het feit dat ik toegaf dat ik in jouw kamer ben geweest, maakte hem erg boos. Hij zei… ik mag je niet meer zien, mag niet meer in dezelfde kamer zijn als jij, en de deur in de badkamer is weggehaald. Alles wordt in de gaten gehouden, binnenkort kan ik ook via Indira’s kamer niet meer hier komen, ben ik bang. Ze zullen er alles voor doen om ons gescheiden te houden."
Hij zag haar gezicht weer betrekken en wenste dat hij ook goed nieuws voor haar had. Er was zoveel mis ineens, zoveel moeilijkheden, hier konden ze geen van beiden mee omgaan… hij wilde terug naar zijn oude, makkelijke leventje, maar toch ook weer niet, want toen had hij haar niet gekend. Waarom kon het niet eens goed gaan, zijn leven, haar leven?
"Maar wat… wie… ah goden, waarom?" zuchtte Linda, en ze verborg haar gezicht in zijn schouder, "Wat doen we nu? Wat doe je nu?"
"Ik zal ervoor zorgen dat ik je kan blijven zien, dat beloof ik," zei hij voorzichtig, "Tenminste, totdat ik de oorlog in moet, maar laten we het daar nu nog maar niet over hebben. Ik vind er wel iets op, heb nu maar vertrouwen in mij, ik zorg wel dat het goedkomt…" Hij vroeg zich af hoe vaak hij dat nu al tegen haar had gezegd. Hij zou er wel iets op verzinnen. Hij zou het wel goed maken. Hij zou het wel regelen. Hij zou er we iets op vinden. Ze moest maar op hem vertrouwen. Zou hij het allemaal waar kunnen maken, had hij zoveel invloed, waren er zoveel mensen die hem best een gunst wilden verlenen? Hij had een hoop te regelen en hoopte maar dat hij het allemaal zou onthouden. Dat het zou lukken.
"Ik hoop het… ik zal tot de goden bidden," zei ze, heel zachtjes, en voor een keer zei hij maar niet dat de goden niet bestonden.
***
Indira deed haar uiterste best om zichzelf ervan te overtuigen dat ze totaal niet geinteresseerd was in wat er in de kamer naast haar gebeurde, maar ze was nooit goed geweest in zichzelf bedriegen. Ze had nu al tien keer dezelfde bladzijde gelezen en nog steeds had ze de informatie over het demoraliseren van de tegenstander nog niet in zich opgenomen. Verdomd, dit was toch belangrijk, waarom kon ze zich niet concentreren? Het deed haar helemaal niets wat Lurec en Linda bepraatten, ze wilde het meisje gewoon nooit meer zien en daar hadden die twee zich maar bij neer te leggen. Zelfs nu nog, vier uur na de beledigingen die ze uitgewisseld hadden, voelde Indira zich boos worden als ze alleen maar aan het kind dacht. Nooit, absoluut nooit meer zou Linda haar onder ogen mogen komen! Die boerenmeid die dacht dat ze iets begreep van liefde en van haar, Indira Satrissi, toekomstig familiehoofd… maar Linda had geen flauw idee van hoe het werkelijk zat. Al wist Indira zelf ook niet goed hoe het zat.
De vrouw zuchtte en duwde het boek weg, wetend dat er van lezen en studeren vandaag niet veel meer zou komen. Maar ze wilde ook niet nadenken, over Linda en over wat ze had gezegd en over hoeveel er eigenlijk van waar was, want klopte het niet dat ze voor eeuwig vrijgezel zou zijn, dat niemand haar wilde? Nee. Nee, zo moest ze niet denken verdomme! Het maakte niet uit, het maakte helemaal niet uit of ze zou trouwen, ze wilde helemaal niet trouwen, ze was toch altijd zo blij geweest dat ze niet was uitgehuwelijkt… natuurlijk was het in zekere zin een belediging, maar ze kon het ook van de andere kant bekijken, ze waren waarschijnlijk bang voor een sterke vrouw. Al die mannen wilden een gehoorzame, onderdanige huisvrouw en zij vertikte het om zo te zijn. Dan liever eenzaam, want als je altijd op jezelf moet terugvallen, leer je het wel om sterk en hard te zijn. Ook al is er dan niemand die speciaal voor jou is, voor wie jij speciaal bent… Indira schudde krachtig haar hoofd, maar de gedachten gingen niet weg. Het was lang geleden dat ze zich zo had gevoeld, maar misschien waren Linda’s woorden wel juist zo hard aangekomen omdat ze zo waar waren en omdat zij, Indira, dat zo lang had verdrongen. Of niet? Verdomme, ze begreep zichzelf niet eens meer. Ze kon het al dertig jaar prima alleen, waarom voelde ze zich nu ineens eenzaam, wetend dat Linda en Lurec hiernaast zaten te knuffelen en alles goed zaten te maken? En wetend dat Lurec haar straks zou smeken om Linda’s excuses te accepteren… want natuurlijk liet hij zich inpakken door de lieve blikken uit die grote blauwe ogen. Hij was immers verliefd. Linda was immers belangrijk voor hem. Speciaal.
Indira sprong op en liep de gang op. Waarom dacht ze als een puber, ze was verdomme dertig jaar oud, en nu gedroeg ze zich als een meisje van vijftien! Ze moest haar gedachten verzetten, iemand moest haar afleiden, en hopelijk zou het over een tijdje wel weer beter gaan… het was altijd weer beter gegaan, uiteindelijk. Ze herinnerde zich dat ze zich ook een tijdje erg eenzaam en ongewild had gevoeld toen Lurec zo verliefd was geweest op zijn Nadielle. En toen een meisje met wie ze vroeger veel was omgegaan - tenminste, als ze niet bezig was met leren - was getrouwd met een man waar ze echt stapelverliefd op was. Het was altijd weer overgegaan, na een tijdje had ze gezien dat verliefd zijn echt niet zo geweldig was en het huwelijk al helemaal niet, en dat haar leven veel prettiger was dan dat van gehuwde vrouwen. Zo zou het nu ook wel gaan, zeker nu Linda haar Lurec alleen maar zou missen en waarschijnlijk helemaal niet meer gelukkig zou zijn... niet dat het uitmaakte hoe het boerenkind zich voelde, zij zou het natuurlijk toch niet meer zien of horen, maar het was toch een… geruststelling, misschien. Dat het ook met Linda niet goed afliep, dat ze ongelukkig zou zijn. Ook al was ze nu waarschijnlijk zo gelukkig.
En voordat het tot haar door kon dringen dat ze misschien wel een klein beetje jaloers was op Linda, die nu dan toch gelukkig kon zijn met haar geliefde, stond ze plotseling voor de deur van de oefenzaal. Ze had gewoon maar een beetje rondgelopen, zonder doel, geleid door de tientallen andere keren dat ze door dit gebouw had gelopen, en blijkbaar hadden haar voeten haar naar de sportzalen gebracht. En ze moest toegeven dat het een goed idee was - voor zover voeten ideeen konden hebben, natuurlijk.
Ze was er al een tijd niet geweest, maar vroeger was ze getraind in zwaardvechten. Het was ongebruikelijk voor meisjes, maar aangezien ze toch door de meeste mensen als een halve jongen werd beschouwd, was er maar weinig commentaar op gekomen. En ze had het altijd prettig gevonden, hoewel ze verder niet zo dol was op lichaamsbeweging, ze was niet een van die enorm sportieve vrouwen, nooit geweest ook. Maar nu had ze er wel behoefte aan om zich flink uit te putten, misschien zouden dan al die vermoeiende gedachten verdwijnen en kon ze zich weer als een gewone, evenwichtige volwassene gedragen.
Ze gaf een klein duwtje tegen de deur, die onmiddellijk open ging. Blijkbaar waren er verder geen mensen in deze oefenzaal, anders zou de deur pas open zijn gegaan als die mensen klaar waren met hun huidige duel… tenslotte was het levensgevaarlijk om Satrissi’s te storen tijdens een zwaardduel, en nog gevaarlijker om ze te storen bij een magisch duel. Maar het was veilig, de oefenzaal was leeg, en ze liep onmiddellijk naar de wand met zwaarden om te zien of ze haar favoriete soort nog steeds hadden, terwijl ze ondertussen haar handschoenen aantrok. Ja, het was echt lang geleden sinds ze hier was geweest… sowieso had ze het meestal veel te druk als ze voor een kort bezoek in de Vesting was, en ook de afgelopen week had ze geen tijd gehad om deze zalen te bezoeken. Het moest minstens acht jaar geleden zijn dat ze voor het laatst hier tegen een denkbeeldige tegenstander had gevochten, haar favoriete soort duel - waarschijnlijk omdat het altijd moeilijk was om tegenstanders te vinden, mannen schenen nooit zin te hebben om tegen een vrouw te vechten - en nog langer geleden dat ze hier voor het laatst tegen een levend wezen had geduelleerd. Zou ze het nog kunnen? Maar iets dergelijks vergat je nooit van je leven, dat zat in je bloed, in je spieren, die onthielden het wel…
Ja, haar favoriete soort zwaard - kort, licht en scherp - hing er nog, en toen Indira het voorzichtig uit het rek nam en op haar rechterhand woog, leek het alsof ze hier nooit was weggeweest. Met een vlugge beweging maakte ze een uithaal, en in de spiegels die zich overal om haar heen bevonden, zag ze dat het er nog niet eens zo slecht uitzag. Natuurlijk, het ging langzamer en moeilijker dan vroeger, maar met een middagje trainen zou ze er zo weer aan gewend zijn… misschien nog niet zo’n slecht idee. Het was oorlog, tenslotte, en als ze een duel zou moeten houden, zou ze met magie niet ver komen. Dan bleef dus alleen dit over.
Indira zette haar beide voeten stevig op de grond, een eindje uit elkaar, en boog even door haar knieen. De basishouding. Toen ze dacht dat ze er klaar voor was, mompelde ze de spreuk die haar een tegenstander zou bezorgen… geen echte, natuurlijk, maar een schim, een illusie. Goed genoeg om haar te verwonden, dus ze moest zich niet laten verwarren door zijn wapen, dat eruit zag alsof het van wolken gemaakt was. Ze probeerde zijn ogen te zien, maar ook die waren verborgen achter een sluier van mist… en toen was het duel begonnen, en lette ze alleen nog maar op zijn zwaard en zijn voetenwerk. Aan Linda, beledigingen en jaloezie dacht ze niet meer, voor Indira waren er alleen nog maar de twee zwaarden, die met een vreemd soort doffe tik telkens weer tegen elkaar kwamen - ze was vergeten hoe vreemd het was om tegen een ‘nepzwaard’ te vechten.
***