Apr 17, 2014 14:53
Vandaag las ik een artikel op DocCheck over een onderzoek naar de darmflora van een jager/verzamelaar-stam, de Hadza, in Tanzania. Aangezien de leden van deze stam zich grotendeels voeden zoals onze voorouders in de steentijd, zou dat volgens de onderzoekers dus ook een aardige inkijk geven in hoe de darmflora van onze voorouders er uit zou kunnen hebben gezien.
Het resultaat: de bacteriën die in het darmstelsel van de Hadza leven, verschillen flink van die van de stadsmens. Er zitten andere stammen tussen, de verdeling van de stammen is anders, en er zitten zelfs stammen tussen die bij westerlingen ziektes zouden veroorzaken. En misschien wel het belangrijkste verschil: de variëteit van de bacteriestammen is groter.
En wat maakt dat uit? Het grootste verschil tussen de Hadza en de stadmens is: ze kennen nauwelijks auto-immuunziektes (zoals diabetes, ziekte van Crohn) die in verband worden gebracht met een verandering van de darmflora - deze ziektes nemen in de westerse wereld juist hand over hand toe.
De conclusie: niet per sé de soorten bacteriën die in de darm wonen, bepalen de gezondheid, maar waarschijnlijk juist de diversiteit ervan. De simpele indeling tussen "goede" en "slechte" bacteriën kan dus ook weer van tafel.
Dat geeft wel te denken... De invloed van de darm op de gezondheid is erg groot. De basis van ons immuunsysteem ligt daar, de bacteriën die er wonen helpen met de spijsvertering, het heeft notabene een eigen zenuwstelsel, en in de darm wordt ook serotonine geproduceerd - makkelijk gezegd een "happy-hormoon" waarop de werking van veel anti-depressiva (de zgn. SSRI, selective serotonin-reuptake inhibitors) gebaseerd is. Zou het steeds meer optreden van kanker en auto-immuunziektes wellicht komen doordat we tè hygienisch leven en eten? Dat onze darmflora te eenzijdig wordt hierdoor, en onze bescherming tegen ziektes daardoor zwakker wordt?
Kenshin.
gezondheid