soms is dit geluk. voor mij. zo'n gedachteloze woordenstroom, omdat het kan, omdat het fijn voelt. omdat ik dit eigenlijk in mijn persoonlijke dagboek moet vouwen want wie de fuck gaat dit lezen? maar ik dat lekker niet doe, gewoon omdat ik dat niet wil.
Dikke glazen glühwein. Dikke tranen over bloedrode wangen. Paarse lippen die soms lachen en soms kleurloos huilen. Ik lach niet. Ik lach nooit. Ik ben altijd gelukkig, en soms zeg ik dat ook. Eigenlijk is het altijd een leugen. Is altijd alles een leugen. Altijd en alles. Het klinkt zo leuk en rolt zo lekker over je lippen. Je paarsrode lippen. Ze passen bij je bloedrode wangen en de rode wanten aan je handen. Met de wollige wolkjes maak je abstracte figuren boven je hoofd. Je begrijpt het niet. Maar ik ook niet, dus misschien is dat niet zo erg. Misschien is dat okay. Misschien is alles altijd okay. Kijkend naar je wanten vraag je je af of de wolken ooit zo rood worden. rood en zacht, en als je ze dan aanraakt, wat er dan gebeurt. Dat ze misschien oplossen of misschien wel je omarmen. Misschien, want je weet het nooit. Weet je wel? Nee, ik ook niet. En samen huilen we, dikke tranen over onze bloedrode wangen en paarse lippen. Vannacht zijn we niet mooi. Vannacht zijn we. Alleen en samen, en dat is goed. Want met jou, liefje, is alles goed. En met mij. Hier mag alles. Hier mogen we lelijk zijn en de nacht weg huilen. Morgen kunnen we wel weer lachen. Morgen is prima. Morgen is nieuw, en dan kijken we weer verder, proberen we voorbij de horizon te zien. En als dat niet lukt, dan. Dan lukt dat niet. Ik zal je toch wel kussen. Met mijn paarse lippen en jouw rode wanten. Wat maakt het ook allemaal uit. Je haalt je schouders op alsof je mijn gedachten leest, en misschien doe je dat ook wel. Want wie weet. Ik weet het niet. Ik kus je toch wel. Met je wanten in mijn haar. Samen in het donker, opdat we samen zijn als het weer licht wordt. Wat maakt het ook allemaal uit. Lelijk als de nacht. We douchen onze zorgen morgen wel weg, en met onze nieuwe huid stappen we in de nieuwe dag. Dat paarse, dat rood, dat spoelen we gewoon weg. Door het putje, daar gaat het. Want hier onder zijn we best mooi. Best gelukkig. Maar vanavond, vanavond kiezen we ervoor dit te vergeten. Dat mag ook wel eens. Ik vergeet jou toch nooit. Maak je maar geen zorgen. Want morgen. Morgen. Voor dag en dauw onder de warmte. Dansend in de stoom, en we zullen lachen. Zachtroze huidjes, witte tanden, blozende borsten. Je haren zullen krullen en met je handen in de lucht vertel je mij. Zal je mij vertellen over alles. En zittend op de wc pot met mijn tandenborstel in mijn hand zal ik luisteren. Want zo doen we dat. We poetsen de nacht weg en praten over een nieuwe wereld. Want jij weet altijd zo veel, en dat vind ik mooi. En dan kruis ik mijn benen en hoop ik dat je mij ook mooi vind. En met mijn mond vol tandpasta schuim zal ik wat zeggen, wat proberen te zeggen, totdat proestend het schuim over mijn kin loopt. En misschien lik je dat dan af, voor de grap, want het is een nieuwe morgen en je bent zo gelukkig. Ik zal dan misschien wel giechelen, want bah, en als ik mijn mond gespoeld heb zal ik je weer kussen, want dat doe ik toch altijd. En dat is grappig. Een kusje op je schouder. En we zijn gelukkig. Want je weet maar nooit, en meer dan nu hebben we toch niet?