Hey hey, daar ben ik weer eens met een nieuw hoofdstuk van Callista - goh, ik moet écht eens een titel beginnen bedenken voor dat verhaal - als ik me niet vergis alweer hoofstuk 5!
Jullie hoeven je trouwens geen zorgen te maken over het vervolg, voorlopig loop ik zelf zo'n anderhalf hoofdstuk voor op jullie ;)
Voor wie het leest, nog even een vraagje: jullie hebben vast en zeker allemaal al gezien dat ik een poging heb gedaan om de lay-out van mijn LJ te veranderen?? Dan hebben jullie vast en zeker ook allemaal gezien dat de kader met de links en zo dwars door mijn header zit?? Wel, nu komt de echte vraag: heeft iemand enig idee welke instellingen ik moet veranderen zodat de kader ónder de header komt te staan?? Je zou er mij in ieder geval een groot plezier mee doen ;D
Oplossing of niet, in ieder geval wens ik jullie veel leesplezier!! :p
“L
is, wat een verrassing! Kom toch binnen!”, houdt Silvia met een stralende glimlach de deur voor me open, “Goh, dat je überhaupt mijn adres nog weet, nadat ik het één keer in de les heb gezegd!”
“Eén keer?”, herhaal ik lachend, “Meneer De Jaegher is volgens mij, hoe jong hij ook nog mag zijn, dringend aan een hoorapparaat toe. Of misschien kon hij je niet goed verstaan, gewoon omdat jij geen woord meer wist uit te brengen?”
Silvia verslikt zich haast in de boterham waarop ze nog staat te kauwen, en ik kan duidelijk zien dat haar wangen niet enkel rood worden van het hoesten.
“Betrapt!”, roep ik vrolijk, terwijl ik enkele keren op haar rug klop, “Je bent gewoon smoorverliefd op De Jaegher, geef het maar toe!”
“Valt het zo erg op?”, vraagt Silvia voorzichtig, terwijl ze de laatste hap van de boterham in haar mond stopt, “Ik dacht juist dat ik het goed voor iedereen verborgen kon houden.”
“Ja, je kan het echt gewéldig verbergen hoor,” grijns ik, “Als ik die rode wangen, twinkelende ogen, dromerige blik en bevende handen wegdenk, en ik probeer er niet op te letten dat je zo stottert tijdens zijn les… nee, dan merk ik er inderdaad helemaal niets van!”
“Och, jij!”, port Silvia me lachend in mijn zij, “Pas maar op, of ik laat je de volgende keer niet meer zo vriendelijk binnen! Waarvoor ben je eigenlijk gekomen?”
Nu is het mijn beurt om te blozen, en ik durf haar amper aan te kijken: “Weet je, mijn ouders zitten nogal krap bij kas. Boeken en schrijfgerei kopen lukte nog net, maar kaftpapier…”
Ik vind het vreselijk om tegen haar te moeten liegen, en haar dan ook nog eens om spullen te vragen. Maar Silvia schenkt me een brede glimlach: “Is het dat maar? Kom mee, we hebben boven nog een hele voorraad papier van de voorbije jaren liggen. Met hondjes, vlinders, bolletjes,… je hebt het maar te zeggen!”
Ze gaat me voor op de trap en geeft me boven een korte rondleiding: “Hier is de slaapkamer van mijn ouders, daar slaapt mijn tweelingbroer - ja, dat mag je letterlijk nemen: waarschijnlijk ligt hij nu nog steeds te maffen - en dit is de mooiste en leukste kamer van het hele huis: de mijne!”
Grinnikend om haar eigen enthousiasme gooit ze de deur open van een knalrood geschilderde slaapkamer, waarin overal zwarte accenten zijn aangebracht en beeldjes van lieveheersbeestjes staan: “Ja, je raadt vast nooit wat mijn lievelingsdier is!”
Ze trekt een lade van een grote kast open en begint erin te rommelen. Twee minuten later richt ze zich met een rood hoofd en haar armen vol kaftpapier weer op: “Zo, kies maar uit, dan kunnen we nog snel je boeken kaften voordat Ymke hier staat!”
Nieuwsgierig laat ik de verschillende vellen papier door mijn vingers glijden, en kies tenslotte voor paars met groene bolletjes: “Zo, dan kunnen we beginnen kaften!”
“Ziet dit er een beetje goed uit?”, vraag ik even later onzeker. Na een paar ongelukkige pogingen om het kaftpapier op de juiste grootte te knippen - het was altijd veel te klein - lijkt het nu wel min of meer om het boek heen geplooid te zitten.
Silvia kijkt grinnikend toe: “Hé, een boek kaften is wel wat anders dan een cadeautje inpakken hoor! Ja, het kaftpapier zit mooi om het boek heen…” - ze proest even - “Maar hoe wou je het boek ooit nog open krijgen?!”
Nu moet ik ook wel lachen, ik heb inderdaad het kaftpapier om het hele boek gewikkeld en dichtgeplakt.
“Ooit wel eens eerder een boek gekaft?”, vraagt Silvia, “In dat geval zou ik het behoorlijk zielig vinden voor dat boek!”
“Eigenlijk nog nooit,” beken ik, “Ik heb altijd thuisonderwijs gehad, en oma Morgana was niet zó streng dat we onze boeken voor haar moesten kaften!”
Ik zwijg abrupt en moet mezelf bedwingen om geen hand voor mijn mond te slaan. Vooral geen namen noemen behoort tot het lijstje waarschuwingen dat mijn ouders nog dagelijks voor me herhalen.
“Kom, laat me je even helpen!”, gelukkig praat Silvia er zo overheen, “Je oma heeft je thuisonderwijs gegeven? Ze woont dus bij jullie? Gezellig zeg!”
Ik knik en kijk geïnteresseerd toe hoe ze handig het kaftpapier op de juiste grootte knipt en het rond mijn boeken vouwt. Ons gezellige gesprekje wordt onderbroken door het plotse gerinkel van de deurbel.
“Daar zal Ymke zijn,” zegt Silvia zonder op te kijken van de boeken, “Ga jij even de deur openen, dan kan ik intussen nog even je geschiedenisboek kaften!”
Gehoorzaam loop ik de trap af, en vind gelukkig de weg naar de voordeur weer terug. Ik duw de deurklink naar beneden en begroet Ymke met een vrolijk ‘Goedemorgen!’. Ymke, die er zo mogelijk nog slonziger uitziet dan gisteren - haar make-up is verkeerd aangebracht en volgens mij heeft ze haar haren niet gekamd - trekt een verbaasd, bijna geïrriteerd gezicht wanneer ze mij ziet staan. Ze grommelt iets, en loopt zonder me nog een blik te gunnen de trap op naar boven.
Verbouwereerd blijf ik staan, de deurklink nog in mijn handen. Ik heb haar toch niks misdaan, waarom gedraagt ze zich zo tegen mij?
Ik laat de klink los en loop de trap weer op. Wanneer ik boven de gang in loop, hoor ik de stem van Silvia troostend zeggen: “… hoef jij je toch helemaal niet voor te schamen. Het komt echt wel weer goed, geloof me.”
Ik draai me om en wil stilletjes weer naar beneden sluipen. Misschien gaat het gesprek tussen de twee meisjes nog wel verder, en ik denk niet dat het de bedoeling is dat ik er ook maar een letter van meekrijg.
In mijn haast struikel ik echter over de traploper, en rollebol zo de trap af tot helemaal beneden. Binnen de vijf seconden staan beide meisjes boven aan de trap; Ymke met een beschuldigende blik in de ogen, Silvia met een bezorgd gezicht: “Lis, gaat het wel? Niks gebroken, nergens bloed?”
Bloed! Verschrikt kijk ik op en scan mij lichaam snel op mogelijke schrammen. Ik mag absoluut niet bloeden in de mensenwereld, want ze zullen met natuurlijk meteen als een elf ontmaskeren als ze merken dat mijn bloed groen is…
“Nee hoor, alles in orde,” glimlach ik opgelucht.
Silvia komt de trap afgesneld en helpt met overeind: “Je kan toch nog wel met ons mee fietsen, hoop ik?”
Ik kijk haar vreemd aan: “Fietsen?! Waar is dat voor nodig?”
Nu is het de beurt aan Silvia en Ymke om verbaasd te kijken: “Ben je dan niet met je fiets hierheen gekomen?”
Ik schud mijn hoofd: “Ik heb niet eens een fiets, laat staan dat ik ooit op één zou kunnen rijden!”
Dat was blijkbaar een verkeerd antwoord, want Ymke kijkt me spottend aan: “Kan je niet eens fietsen? Mens, dat kon ik al toen ik amper vier was!”
Ik weet niet eens wat me het meest kwetst: haar spottende lach, haar opschepperij, of het feit dat ze me zojuist ‘mens’ genoemd heeft. Al kan ik dat laatste ook als een compliment beschouwen…
Silvia slaat haast medelijdend een arm om me heen: “Ik zou het je kunnen leren, als je dat graag wil?”
Ze kijkt me vragend aan, en er begint een alarmbelletje in mijn hoofd te rinkelen. Na school moet ik van mijn ouders meteen naar huis, dus van fietslessen is sowieso geen sprake. En stel dat ik het stiekem zou doen… fietsen betekent vallen, en dus ook bloeden…
Gelukkig word ik deze keer gered door Ymke, die ongeduldig een blik op Silvia’s wekkerradio werpt: “Dat zal dan toch voor een andere keer zijn, want als jullie daar blijven staan kletsen, komen we te laat op school!”
“Fuck nee!”, schrikt Silvia, “We hadden allang weg moeten zijn! Te voet haal je dat nooit, meer, Lis! Denk je dat je bij mij achterop durft, met een beetje geluk zijn we dan nog net op tijd.”
Ik negeer de diepe, klagerige zucht van Ymke en laat snel mijn boeken in mijn rugzak glijden: “Wil je dan wel een beetje voorzichtig proberen te rijden, ik heb zelfs nog nooit op een fiets gezeten.”
“Voorzichtig rijden? Dàt zal vast en zeker lukken, met nog maar amper tien minuten tijd!”, roept Ymke er schamper tussendoor. Maar Silvia knipoogt geruststellend naar me: “Ik zal mijn best doen. En anders, hé, dan komen we maar te laat. Het eerste uur is toch maar Engels, dan moeten we tenminste een paar minuten minder lang op die veel te zwaar opgemaakte kop van mevrouw Peters kijken!”
Achter elkaar stommelen we naar beneden om Silvia’s fiets uit de garage te halen.
“Enne… morgen beginnen we met fietslessen hoor!”, fluistert ze nog snel in mijn oor, “Het lijkt me zo leuk om ieder dag met z’n drieën naar school te kunnen fietsen!”
x<3x
Lotte