Haai, daar ben ik weer met mijn (tot nu toe) wekelijkse elfjespost!! ;D
Deze keer opnieuw een stukje in de elfenwereld. De naam 'Bellatrix' is in het verhaal al een paar keer gevallen... wel, vandaag komen jullie ook te weten wie zij precies was.
Goh, ik voel me echt zo'n omroepster op tv... in ieder geval: veel leesplezier, en weet dat ik comments altijd kan waarderen!! ;)
Z
uchtend duw ik enkele takken van de appelboom opzij, en laat me uitgeput op mijn bladerbed vallen. Dat school zó vermoeiend kon zijn, dat had ik toch niet verwacht!
“En, hoe beviel het je tussen al die mensen? Hebben ze je nog niet argwanend bekeken, is er nog niemand die doorheeft dat je een elf bent?” Grijnzend kijkt Daphné me aan van op een tak van de appelboom, “Vertel me eens hoe het daar geweest is. Dat je daar überhaupt een hele dag dùrft doorbrengen!”
“Kleine correctie: een halve dag,” verbeter ik haar, en steek plagend mijn tong uit. Dan wordt mijn gezicht weer ernstig: “Voor de rest van de dag hebben we vrij gekregen, om de nodige spullen voor school te gaan kopen. In mij geval dus…”, ik kijk haar moeilijk aan: “Ik kan niet blijven pikken, Daphné. Op een keer betrappen ze me, en dan begint alles weer van voor af aan…”
Daphné zet zich af tegen de tak, en in één sprong staat ze op de grond en komt naast me op het bed zitten: “En wat ga je daaraan doen? Mag ik uit je verwarring concluderen dat je afziet van je wilde plannen en terugkomt naar de veilige wereld van Sapphiria?”
Hevig schud ik mijn hoofd: “Vergeet dat maar! Nu ik eenmaal van de mensenwereld geproefd heb, wil ik er meer over te weten komen! Misschien moet ik maar eens op zoek naar werk, zodat ik mensengeld kan verdienen - euro’s noemen ze die, geloof ik - en zelf mijn eigen spullen kan kopen!”
Meewarig beweegt Daphné haar hoofd heen en weer. “Nu je eenmaal van de mensenwereld geproefd hebt…”, mompelt ze sarcastisch, “Pas maar op dat je er geen indigestie van krijgt!”
“Wàt?!” Met een klap zet mijn moeder haar kop appelthee neer op tafel, “Alsof het nog niet erg genoeg is dat je de hele dag tussen ménsen naar school gaat, wil je er ook nog eens geen werken!”
“Ik kan niet anders, mama…”, mompel ik, “Mijn spullen die ik morgen nodig heb, moest ik vanmiddag weer eens gaan stelen… met pennen en potloden gaat dat nog, maar ik kan toch moeilijk een meter lange rol kaftpapier onder mijn T-shirt verbergen en zo de winkel uitlopen. En wat als ze me pakken…? Dan zullen we weer moeten verdwijnen. Jullie althans, want ik zal me allicht niet hier bevinden, wanneer Sapphiria weer naar één of andere onbekende plek verdwijnt!”
Ik kijk naar de andere kant van de tafel waar Daphné met een moeilijk gezicht in de hand van mijn tante Bérenice knijpt, die meteen een arm om haar heen slaat. Sinds de verdwijning van oom Ilya, willen zij niets meer te maken hebben met alles wat ook maar een beetje menselijk is…
Mijn blik verplaatst zich naar het hoofd van de tafel, waar oma Morgana net een slok cranberrythee neemt. Ze kijkt me diep in de ogen, en het lijkt een eeuwigheid te duren voordat ze de thee heeft doorgeslikt en zich tot mijn moeder wendt: “Laat haar werk zoeken, Michaela. Je ziet toch dat ze het aankan, en… zonder geld zal ze inderdaad snel argwaan wekken bij de mensen.”
Dat was het argument dat nodig was om mijn ouders te overtuigen. “Goed dan,” zucht mijn vader Phobos, “Maar je weet het: op je werk moet je net zo voorzichtig zijn als op school. Meteen na je uren weer naar huis komen, niet teveel contact zoeken met mensen…”
Ik rol met mijn ogen. Sinds ik oma Morgana’s opdracht heb aangenomen, spellen mijn ouders me al iedere dag dezelfde les. Ik kan ze al helemaal uit mijn hoofd opdreunen…
Ondanks mijn blijdschap om oma Morgana’s steun - hoewel ik eigenlijk niets anders had verwacht - blijft de spanning aan tafel te snijden. Zonder nog één woord te zeggen, eten we verder. Zelfs mijn driejarige broertje Zephyr knabbelt zonder enig geluid op zijn stukje kastanjemeeltaart, hij lijkt aan te voelen dat hij nu maar beter geen lawaai maakt.
“Zo,” zegt mijn moeder, nadat ze haar laatste hap heeft doorgeslikt, “Volgens mij is het bedtijd voor de kleintjes. En jij,” ze kijkt me even strak aan, en veegt een lange lok rood haar uit haar ogen, “Jij kan misschien ook maar beter naar bed gaan, met al die vermoeiende zaken waarmee jij je nog wil bezighouden.” Dat laatste voegt ze er snerend aan toe, maar ze heeft wel gelijk. Ik ben inderdaad doodop van amper ene halve dag school.
Ik besluit er niet al te veel woorden meer aan vuil te maken, en neem Zephyr op mijn arm en Elvira aan mijn hand: “Kom op jongens, we gaan ons bedje eens opzoeken!”
“Mogen we bij jou in het grote bladerbed slapen, Callista?”, bedelt mijn zusje, en ze kijkt me smekend aan met haar grote, diepblauwe ogen. Ook Zephyr, die de twee magische woorden gehoord heeft, begint ongeduldig op en neer te wippen op mijn arm: “Groot bed! Groot bed!”
Resoluut schud ik mijn hoofd, en kijk vol medelijden naar de twee droevige kindergezichtjes: “Dat lijkt me niet zo’n goed idee. Want weet je, ik moet morgen heel vroeg opstaan, wanneer alle elfen nog slapen. En dan zal ik jullie misschien wel wakker maken. Dat zouden jullie toch niet leuk vinden hé, helemaal alleen wakker zijn terwijl iedereen nog slaapt? Maar hé,” doe ik een poging om hen weer wat op te vrolijken, “Als jullie nu flink je pyjama aantrekken en in bed gaan liggen, zal ik jullie nog een verhaaltje vertellen. Vinden jullie dat een goed plan?”
Meteen slaat de stemming helemaal om: Zephyr laat zich zonder veel gejengel zijn pyjama aantrekken, en Elvira kruipt in bed zonder dat ik moet aandringen: “Wil je ons nog eens vertellen over hoe Bellatrix het rijk Sapphiria heeft ge-… wat was ook weer dat moeilijke woord dat je gebruikte, Callista?”
“Gesticht. Bellatrix heeft Sapphiria gesticht.”, antwoord ik vertederd, terwijl ik Zephyr fris gewassen naast haar op het bladerbed schuif. Zelf neem ik plaats aan het voeteneind van het bed, en begin te vertellen:
Lang, heel lang geleden, toen de dieren nog spraken en de elfen nog toverkracht hadden, leefden mensen en elfen vreedzaam en gelukkig samen. De elfen voorzagen de mensen van de nodig kruiden en vruchten, omgekeerd zagen de mensen erop toe dat ze elfen rustig konden leven, in en met de natuur.
Maar stilaan begon de mensenwereld te veranderen. De mensen begonnen op zo’n manier te leven, dat ze steeds meer tegen de natuur ingingen. Zo jaagden ze bijvoorbeeld op dieren, die ze opaten nadat ze hen op een wrede manier hadden gedood. Verder verminkten ze ook bomen en planten. Wij elfen gebruiken enkel takken en bladeren die op een natuurlijke manier van de bomen zijn gevallen, of oma Morgana smeert een genezende zalf op de planten wanneer we er toch een levend gedeelte aftrekken. Maar de mensen rukten gewelddadig takken van de bomen, en aten vruchten die nog niet eens helemaal volgroeid waren.
De elfen hebben zich hiertegen verzet, waardoor er steeds meer onenigheid ontstond tussen beide volkeren: de elfen beschouwen de mensen sindsdien als barbaren, die geen greintje respect hebben voor de natuur en alles wat zij ons geeft. Anderzijds zien de mensen ons als gekken, omdat wij blijven vasthouden aan de natuurlijke middelen.
Het kwam tot een vreselijke strijd tussen mensen en elfen, en op een dag hebben de mensen het elfenvolk aangevallen…
Bellatrix, die toen zestien was, zat samen met een roodborstje - haar beschermdier - op de hoogste tak van een oude eik toen de mensen binnenvielen. Zij heeft gezien hoe ze het hele elfenvolk hebben uitgemoord…
Omdat ze zo hoog in die boom zat, heeft niemand van die mensen haar opgemerkt. Ze besefte wel dat ze niet langer in dit slagveld kon blijven, en dus heeft ze zich op de volgende manier in veiligheid gebracht: aangezien het roodborstje haar beschermdier was, kon ze met toverkrachten alle roodborstjes in het woud naar zich toe laten komen. Met honderden tegelijk kwamen de diertjes aangevlogen, en met vereende krachten zorgden ze ervoor dat Bellatrix op hun ruggetjes kon komen liggen, als een soort stoel.
Door hen werd ze opgetild, en op die manier is ze dus ontsnapt naar een rustiger plek. Men vertelt dat alle mensen met open mond stonden toe te kijken, en dat ze sindsdien geloven dat elfen kunnen vliegen.
De roodborstjes zetten Bellatrix af aan een rustig woud, met in de weide omgeving geen mens te bespeuren. Het eerste wat ze zag toen ze - versuft door alle emoties en de verre reis - opkeek, was een prachtige saffier. De blauwe, fonkelende steen leek wel als een soort teken in een boom gebeiteld, om haar kracht te geven. De kracht die ze nodig had om door te zetten, om een nieuw rijk te stichten en om zichzelf en vele generaties elfen te beschermen…
Uit de zachte grond nam ze voorzichtig enkele hompen klei, die ze rond enkele afgevallen takken van een es begon te boetseren tot er een enigszins elfachtige gedaante ontstond: Finn.
En toen sloeg opeens de twijfel toe. Bellatrix wist heel goed dat ze alle toverkrachten die ze bezat nodig zou hebben om Finn tot leven te brengen, en zo het verdere bestaan van het elfenvolk te garanderen. Maar dat zou ook betekenen dat niemand van de elfen - Finn en zij incluis - ooit nog toverkracht zou kunnen hebben…
Natuurlijk was de keuze snel gemaakt - anders zouden er zelfs nooit meer elfen zijn om toverkracht aan door te geven! - en sprak ze alle magische krachten in haar geest aan om van Finn een levende elf te maken.
Toen gebeurde er iets heel vreemds… de saffier steeg op, draaide een hele spiraal rond Finns lichaam, en zweefde vervolgens enkele keren om het wou heen. Zo had de edelsteen de grenzen afgetekend van een nieuw rijk: Sapphiria. Het rijk waar Bellatrix en Finn samen zouden gaan leven, en vele generaties elfen zouden voortbrengen.
En in dat rijk wonen wij nu nog altijd…
Ik kijk opzij en stel vertederd vast dat Zephyr al in slaap gevallen is, zijn duim in zijn mond. Elvira steek met dikke ogen van vermoeidheid nog even haar armen naar me uit. Ik beantwoord de omhelzing en druk een zoen op haar voorhoofd: “Ga maar lekker slapen, lieve schat. Grote zus gaat zo ook naar haar bedje.”
Op mijn tenen sluip ik tussen de appelbomen door naar mijn eigen kamer. Al half slapend trek ik mijn T-shirt en jeans uit, en mijn pyjama aan.
Ik zucht wanneer ik naar de kleren kijk. Morgen weer een nieuwe dag tussen de mensen, wie weet wat die zal brengen…
x<3x
Lotte