Hai hai!!
Benieuwd naar het vervolg van mijn schrijfseltje van vorige week??
Veel leesplezier dan!
M
aandag 3 september, zeven uur ’s ochtends… Hoewel het nog heel vroeg is, sta ik al naast mijn bed. Op mijn hoofdkussen liggen nieuwe kleren klaar, speciaal gekocht voor vandaag. Hoewel, gekocht?? Ik wou dat ik ze had kunnen kopen, maar elfen hebben nu eenmaal geen andere keuze dan te stelen. Vanaf het moment dat mensen er ook maar een beetje lucht van krijgen dat we niet zijn zoals zij, verjagen ze ons. We kunnen dus niet anders dan hier en daar heimelijk iets wegnemen, waardoor ze ons natuurlijk nog meer gaan wantrouwen. In die vicieuze cirkel leeft ons volk al sinds het begin der tijden, en nog niemand is er tot om heden in geslaagd deze te verbreken.
Ik glimlach zelfzeker naar mijn spiegelbeeld in het water: ik ben het zeker van dat het mij wel zal lukken!
Ik trek mijn pyjama uit - voorzichtig, de bloemenstengels mogen absoluut niet breken - en stap in de jeans. Voelt vreemd, ik ben niet gewoon om zoiets te dragen. Als elfen dragen we meestal alleen maar jurken, gemaakt van de zachtste stof. Ook het T-shirt trek ik over mijn hoofd, er staat een vrolijk lachende zon op en de tekst ‘Always look on te bright side of life’. Wel, dat kan ik op dagen als vandaag best wel gebruiken. Hoewel ik oma Morgana’s opdracht vol geestdrift heb aangenomen, gieren de zenuwen door mijn keel. Ik neem een kam en denk na over wat ik vandaag met mijn haren zou doen. Meestal steek ik ze op, want nu ze tot over mijn achterwerk hangen, zijn ze wel mooi maar niet erg handig. Maar als ik ze opsteek laat ik mijn hals bloot, en dan zien de mensen mijn beschermsteen… Ik besluit gewoon een lange vlecht te maken.
Enkele minuten later bekijk ik mijn spiegelbeeld opnieuw in de rivier. Het meisje in het water lijkt helemaal niet meer op een elf. Het meisje in het water draagt heel normale kleren, en heeft haar haren heel normaal bij elkaar gebonden. Het meisje in het water zou net zo goed een gewoon mens kunnen zijn…
Ik gluur van tussen de takken van de appelboom naar de ruimte naast me, de kamer van oma Morgana. Ze is trouwens niet echt mijn oma, niemand weet eigenlijk waar ze vandaan komt. Ze is hier al van voordat mijn ouders het zich kunnen herinneren, en iedereen noemt haar ‘oma’. Familie lijkt ze niet te hebben, veel elfen geloven dat ze een rechtstreekse nakomeling is van Bellatrix, die vele duizenden jaren geleden het rijk Sapphiria heeft gesticht.
“Kom binnen, kind, of dacht je dat ik je niet had opgemerkt?” Zo’n vreemde gave van oma Morgana. Ze stond de hele tijd met haar rug naar mij, en toch kon ze merken dat ik het was. Pas wanneer ik vlakbij haar sta, draait ze zich om. De uil op haar schouders - haar beschermdier - kijkt me doordringend aan met zijn geelbruine ogen. Oma Morgana glimlacht naar me: “Ga zitten, Callista. Ik verwachte je al.”
Een beetje nerveus laat ik me zakken op een stoel, die gemaakt is uit de takken van een hazelaar. “Zenuwachtig?”, vraagt oma Morgana, en ze kijkt me geamuseerd aan, “Zou ik ook zijn hoor. Ik weet dat de meeste ménsenkinderen al nerveus zijn op hun eerste schooldag, dus kan ik me voorstellen dat het bij jou niet veel beter gaat.”
Ze reikt me een beker aan die gevuld is met een heerlijk geurende groene thee: “Citroenmelisse. Drink maar op, het zal je rustiger maken. Je bent toch nog wel zeker van je keuze?”
“O ja,” zeg ik, terwijl ik een grote slok van de thee neem, “Ik wil niets liever dan ervoor zorgen dat elfen en mensen zonder problemen en argwaan kunnen samenleven. Op deze manier is het toch niet vol te houden: we kunnen ons niet zonder gevaar onder de mensen begeven, want zij zien in ons alleen maar dieven, leugenaars en bedriegers. Om aan levensnoodzakelijke middelen buiten de natuur te komen, moeten we stelen en liegen… zo houdt het nooit op!”
Mijmerend tuurt oma Morgana met tot spleetjes geknepen ogen in de verte: “Toen ik zo oud was als jij nu… niet dat het er veel toe doet, maar toen had ik dezelfde ambities. Ik moest en zou degene zijn die mensen en elfen weer samen deed komen, net zoals het duizenden jaren geleden moet geweest zijn. Jammer genoeg heb ik er de kans niet toe gekregen… Stom toeval, spelende kinderen in het bos die in de verkeerde bomen klommen. De bomen die Sapphiria van de mensenwereld scheiden. Voordat ik ook maar één stap in de mensenwereld had kunnen zetten, verdween ons rijk weer naar een andere plek, en was mijn kans verkeken. Want je moet weten…”, ze neemt mijn hand vast en kijkt me aan met haar grote, donkergroene ogen, “Dit is een kans die maar weinig elfen krijgen, Callista. Probeer het, doe het, grijp de kans met twee handen vast. Voor mij, voor jezelf, voor het rijk Sapphiria.”
Ik knijp in haar hand: “Oma Morgana, geef me Bellatrix’ kracht om deze opdracht door te komen.” Een fractie van een seconde lijkt er een soort lichtflits tussen onze vingers te schieten.
Ik neem een laatste slok van de thee, sta op en klop wat gras van mijn jeans: “Bedankt, oma Morgana. Ik zal er alles aan doen om het rijk Sapphiria niet teleur te stellen.”
Ik draai me om en wil de stap naar de mensenwereld al zetten, maar dan bedenk ik me. Er is nog één persoon die ik vandaag absoluut niet mag vergeten…
Voorzichtig duw ik enkele laaghangende takken van de esdoorn opzij. “Daphné? Ben je wakker?” Mijn nicht draait zich om op haar bladerbed, knippert even met haar ogen, en zucht luidruchtig wanneer ze me ziet staan: “Dus je gaat er echt mee door, er is niets waarmee ik je kan overhalen hier te blijven?”
Resoluut schud ik mijn hoofd en ga naast haar op het bed zitten: “Je weet dat er maar heel weinig elfen de kans krijgen om een brug te slaan tussen Sapphiria en de mensenwereld. Ik ben toevallig de uitverkorene, ik kan oma Morgana niet teleurstellen.”
Daphné schuift mijn lange vlecht opzij, en laat haar vingers over de gladde, grijsachtige steen in mijn hals glijden: “Actinoliet… dezelfde beschermsteen als papa…” Haar stem breekt en klinkt plots veel zachter. Ik weet wat ze denkt. Ook mijn oom Ilya kreeg ooit de kans om zich tussen de mensen te begeven. Toen Daphné en ik vijf waren, besloot hij het erop te wagen en werk te zoeken in de mensenwereld. Helaas… toen hij op een dag niet meer thuiskwam en zijn collega’s dat gingen melden bij de politie, zijn die zijn thuissituatie gaan natrekken. Een aangezien het rijk Sapphiria nu eenmaal verdwijnt telkens wanneer iemand het opmerkt, hebben we oom Ilya nooit meer teruggezien…
Ik neem Daphné’s gezicht tussen mijn handen, en kijk recht in haar donkerbruine ogen: “Daphné, wat hebben we elkaar ons hele leven beloofd? Ik zal je nooit in de steek laten, en jij mij ook niet! Je zal zien, als ik straks thuiskom en begin te vertellen wat ik allemaal heb meegemaakt, heb je waarschijnlijk spijt dat Bellatrix van daarboven jou niet heeft uitgekozen!”
Fronsend kijkt Daphné me aan: “Dàt zal wel, hoor!”, ze rilt even en gaat op sarcastische toon verder, “Ga jij maar lekker, veel plezier tussen de mensen en zorg er vooral voor dat ze je niet meteen in stukjes scheuren om op te eten!”
Ik zucht, Daphné heeft duidelijk weer even een moeilijk moment, en uit ervaring weet ik dat er dan gewoon niet met haar te praten valt. Ik sta op om naar buiten te lopen, maar ze neemt mijn hand en trekt me opnieuw op bed. Doordringend kijkt ze me aan, haar ogen vol tranen: “Beloof me gewoon dat je voorzichtig zal zijn, oké?”
Bijna geruisloos beweeg ik tussen de bomen door. Daar, waar de zilverkleurige spiraal boven de bomen hangt, is de poort waardoor ik zal moeten. De poort tussen Sapphiria en de mensenwereld.
Ik zucht diep, hijs mijn rugzak op mijn schouder, en zet een paar grote stappen. Een heel gewoon meisje, zenuwachtig voor haar eerste schooldag op een nieuwe school.
Lijkt het…
x<3x
Lotte