En dan nog wat info achter de cut, voor de geinteresseerden. Misschien
een beetje naief om te denken dat mensen het lezen, maar ach, wie
weet...
Vlees eten veroorzaakt veel dierenleed
Leghennen, kalkoenen, konijnen, mestvarkens, parelhoenders, kwartels
e.d. worden in zogenaamde batterijen opeengepakt. Mestkalveren en
fokzeugen zitten in nauwe hokken of boxen, vastgebonden met kettingen
zodat ze zich niet kunnen draaien. Door plaatsgebrek en overmatig
mesten vervormen hun wervels,ontstaan pootgebreken, springen
slagaderen, treden open voetzolen en verlammingen op. Kippesnavels
worden afgebrand, braadkuikenvleugeltjes gekortwiekt, varkensstaarten
afgeknipt, beertjes zonder verdoving gecastreerd. De dieren zitten vaak
in het donker, krijgen krachtvoer met kopersulfaat, worden volgespoten
met antibiotica en groeibevorderende middelen, waaronder hormonen.
Ofwel sterven ze voortijdig door infecties of stress bij het transport,
ofwel worden ze zonder verdoving afgemaakt. Haankuikens worden (vaak
half) verstikt met koolzuurgas in plastic zakken, forellen en
meervallen op ijs gestort, palingen in zaagsel gestopt en met een mes
gedood. Dieren in de pelsdierfokkerij zoals vossen worden
geëlektrokuteerd met een elektrode in hun anus en in hun bek, zodat hun
vel niet wordt beschadigd
Vlees eten is de grootste bedreiging van het milieu
Er wordt geschat dat het aandeel van de veeteelt in de verdwijning van
het tropisch regenwoud 80% is. Het kappen van tropisch regenwoud is
veruit de belangrijkste oorzaak van het uitsterven van plant- en
diersoorten.
In 1997 produceerde de Nederlandse veestapel 77.093 miljoen kilo mest;
genoeg om de hele gemeente Amsterdam met een 25 cm dikke laag te
bedekken! Enkele algemene effecten van veehouderij op het Nederlandse
milieu:
- penetratie van de bodem door stikstof en fosfaat;
- bijdrage aan de zure regen door de uitstoot van ammoniak: 30-35% van
de totale zure regenbelasting door Nederlandse emissiebronnen;
- verspreiding van zware metalen (koper, cadmium, zink e.a. via
veevoer) en pesticiden in bodem en grondwater;
- belasting van bodem en water door kalium.
Hoeveelheid diergeneesmiddelen die jaarlijks in het milieu belandt:
500.000 kg.
Industriële veeteelt heeft ook een ongunstig effect op het milieu, en
niet alleen vanwege de mestoverschotten. Omdat zoveel graan voor
veevoer nodig is gaan in de wereld waardevolle natuurlijke gebieden
verloren. "In het zuiden van Brazilië is het schitterende subtropische
woud van de Uruguay-vallei omgehakt en verbrand om sojabonen te laten
groeien, voor veevoer in Europa," aldus de Braziliaanse oud-minister
van Milieu José Lutzenberger in een interview.
Vlees eten veroorzaakt veel voedselverspilling
Van dezelfde oppervlakte landbouwgrond waarvan 1 persoon met een
'standaard-dieet' (met vlees) kan worden gevoed, kunnen 3-7 vegetariërs
of 12-20 veganisten leven. Bij omzetting van graan in dierlijk voedsel
gaat van de eiwitten 90% verloren, van de calorieën 96% en van de
vezels gaat er zelfs 100% verloren.
Voor veeteelt is er veel grond, voedsel, water en energie nodig, met
alle ecologische gevolgen vandien. In de meeste gevallen is veeteelt
een onefficiente manier om voeding voor mensen te produceren. Zowat
alle dieren die uit de veeteelt komen hebben in hun leven een veelvoud
aan voedsel nodig dan datgene wat ze uiteindelijk produceren. Een groot
deel goede landbouwgrond wordt momenteel gebruikt om dierenvoeding te
produceren terwijl deze grond perfekt gebruikt zou kunnen worden om
voedsel, dat geschikt is voor mensen, te produceren. De veeteelt zorgt
voor een enorme verspilling van voedsel.
45% van de wereld-graanproductie voeren we op aan het vee. Het zou
economischer zijn, wanneer al deze producten rechtstreeks voor
menselijke voeding worden benut.
Vlees eten is de oorzaak van honger in de 3e wereld
Na de Tweede Wereldoorlog werd gekozen voor vlees als belangrijkste
eiwitbron voor de bevolking. Besloten werd om de in verband daarmee
noodzakelijke productiviteitsverhoging in de agrarische sector te
realiseren door industrialisatie van het boerenbedrijf.Thans begint men
in te zien dat dit beleid niet juist was. Een werkelijke oplossing van
het wereld-eiwitprobleem kan alleen worden bereikt door stimulering van
de productie en consumptie van plantaardige eiwitbronnen. De
bio-industrie is een ramp voor de arme bevolking van de wereld, omdat
een groot deel van de wereldproductie van plantaardige eiwitten als
veevoer wordt gebruikt. Veel van het aan de dieren in de Nederlandse
bio-industrie gevoerde graan wordt verbouwd op landbouwgrond in de
derde wereld, grond die daar dus niet gebruikt kan worden om de
plaatselijke bevolking te voeden.Het houden van zoveel dieren
wereldwijd voor vleesconsumptie, houdt ook in dat er voor die dieren
genoeg land moet zijn om op te grazen. Om dit te bereiken worden veel
bossen gerooid. Tussen 1960 en 1985, werd bijna 40 % van alle Centraal
Amerikaanse regenwouden vernield voor het creëren van grond voor vee.
De regenwouden die de 'longen van de wereld vormen', worden op deze
manier ernstig bedreigd. Ook worden in die arme landen kleine boertjes
vaak gedwongen om veevoer voor onze dieren te kweken, wat weer tot
gevolg heeft dat de plaatselijke bevolking zelf niet genoeg voedsel en
landbouw grond heeft. Op deze manier worden armoede en honger in dit
soort landen in stand gehouden. Het gebruik van landbouwgronden om
dieren op te laten grazen is bijzonder nadelig voor de steeds maar
sneller groeiende wereldbevolking. Een normale akker met grasland
produceert ongeveer 330 kilo vlees. Hetzelfde stukje grond kan ook
40.000 kilo aardappelen produceren.
1-Minder kanker en andere ziektes bij vegetariërs
Vegetariërs hebben 40 procent minder kans op kanker dan mensen
die vlees eten. Dat blijkt uit een rapport van Britse en Nieuwzeelandse
onderzoekers die zesduizend vegetariërs en vijfduizend vleeseters en
hun vrienden en verwanten onderzochten. Vegetariërs blijken ook
minder risico te lopen om te overlijden aan hartkwalen. Niet-vleeseters
vertoonden opvallend lagere sterftecijfers dan vleeseters door de
belangrijkste doodsoorzaken: hartkwalen als gevolg van vernauwing
van de kransslagaders en kanker, aldus het rapport.
2-Vegetarisch = Gezond
Vegetariërs zijn gezonder en leven langer dan hun vleesetende mede-
mens, zo blijkt uit onderzoek van het Duitse Kankeronderzoeksinstituut
(Heidelberg). Medici van dit instituut volgden gedurende 11 jaar ruim
1900 vegetariërs. Deze bleken zelden last te hebben van chronische
klachten als Angina Pectoris en hoge bloeddruk. Bovendien stierven er
in die periode half zoveel mensen als in een vergelijkbare niet-vegeta-
rische controlegroep. Het percentage dodelijke hartinfarcten was nog
lager. Vooral mannen profiteren van vleesloze voeding: zij hebben
daardoor 50% minder kans (vrouwen 25%) op tumoren of kanker.
(Bild der Wissenschaft).
3-VEGETARIËRS LEVEN GEZONDER EN LANGER
Vegetariërs beweren al jaren dat hun vleesloos dieet een gezondere
levensstijl met zich meebrengt. Maar die stelling is moeilijk te bewijzen.
Het probleem is dat wanneer men een groep vegetariërs vergelijkt met
een groep vleeseters, en de eerste groep minder vaak ziek blijkt te zijn
en langer blijkt te leven, dit niet zonder meer door het verschil in eet-
gewoonten hoeft te komen. Vegetariërs verschillen namelijk ook in
andere opzichten van de rest van de bevolking.
Een voorbeeld: vegetariërs roken gemiddeld minder en drinken minder
alcohol. Dit maakt het moeilijk om de invloed van alleen het ontbreken
van vlees in het dieet te bepalen. Aan alle twijfels lijkt nu echter een
eind gekomen te zijn. Door onderzoekteams in Engeland en Nieuw-
Zeeland is een vergelijkende studie verricht onder 6000 vegetariërs.
Het ging hier om vrijwilligers die vervolgens nog eens 5000 vlees etende
vrienden en kennissen rekruteerden voor de controlegroep. Hierdoor
was de levensstijl van beide groepen identiek, behalve dan dat de ene
groep wèl vlees at en de andere niet. De onderzoekers hielden ook
rekening met rookgewoonten, gewicht en sociaal-economische status.
Uit resultaten die onlangs in The British Medical Journal zijn gepubli-
ceerd blijkt onomstotelijk dat vegetariërs 40 procent minder kans
hebben op het krijgen van kanker en dat hun sterftekans ook beduidend
kleiner is.