Apr 27, 2008 15:06
‘Richard’, zei hij, terwijl hij naar het halflege glas bleef staren wat hij neerzette op de tafel. Naast een viltje. Ik bedacht meteen, dit is zo’n man die je niet aan durft te kijken wanneer hij zich voorstelt, deze man is vijfenvijftig jaar, ik wist niet wat ik daar van vinden moest. Wij hadden hem uitgenodigd aan onze tafel, omdat hij praatte tegen de foto’s. We vonden dat wel grappig en iemand zei: ‘We zullen wat beleven als we vragen of hij bij ons komt zitten.’ Er werd aan mij gevraagd of ik dat een goed idee vond en ik zei dat ik vandaag alles aan kon. Dat was geen antwoord, vond de rest, maar iemand liep toch naar de bar om hem uit te nodigen aan onze al iets te volle tafel.
Richard hield zijn jas aan binnen. Ook de rode sjaal om zijn nek heeft hij niet afgedaan. Ik zat naast hem, in een blauw hemdje en met de helft van mijn krullen. De rest was achtergebleven op de vloer bij de Marokkaanse kapster. Ik wist nog niet wat ik er van vinden moest, maar ik voelde tenminste weer krullen kriebelen en stuiteren in mijn nek wanneer ik nogal dartelend liep. Wanneer de zon schijnt dartel ik nogal eens tijdens het lopen.
Iemand hield het gesprek gaande en ik staarde naar het kladblok dat dicht voor me lag op tafel. Ik speelde wat met mijn pen en deed afwezig, maar ik luisterde wel. Richard was namelijk interessant, ondanks, of misschien wel vanwege het feit dat hij gek is.
Hij vertelde dat hij niet in deze stad woont. Er werd verbaasd gereageerd, want hij zat hier toch aan de bar? Ik keek hem terloops aan en hij mij, want wij wisten allebei dat hij hier veel vaker kwam. Hij wist dat ik hem daardoor misschien nog wel gekker vond en dat kon hij niet hebben, want ik ben het barmeisje dat zo af en toe zijn Amsterdammertjes tapt. Volgens Richard keer je, wanneer je je in het hart van je midlifecrisis bevindt, en dat deed Richard, terug naar de tijd waarin je het gelukkigst was. Je vraagt je af waar je jaren zijn gebleven en wat er van jou en je omgeving geworden is. Je denkt aan je mislukte huwelijk, aan je kinderen die nu vijftien en zestien zijn, waarvan je je de jeugd niet eens meer kunt herinneren. En je gaat op zoek naar die tijd, die je nog zo vaak herleeft, toen je studeerde, in het hart van die ene stad. Vaak, vertelde hij, wanneer hij klaar was met zijn werk en de trein naar huis wilde pakken, bedacht hij zich op het laatste moment en reisde dan tenslotte naar zijn jeugd. Hij dronk daar teveel bier, want hij was een alcoholist en iemand zei: ‘Het lijkt me niets om een alcoholist te zijn.’ Ik grinnikte wat en Richard en ik wisselden veelbetekenende blikken uit. We begrepen elkaar wel, op het gebied van de drank.
Ik nam de laatste slok van mijn fluitje, die veel sneller leeg was dan de biertjes van de rest maar hun glazen waren dan ook groter. Tenslotte was mijn haar net kortgeknipt en werd ik vanochtend wakker naast de nieuwe liefde die me eerder die nacht, nadat hij in me klaargekomen was wat hij altijd aangeeft en ik weet nog steeds niet wat ik daar van vinden moet, dat hij geen zin had in een relatie.
Richard en ik komen allebei oorspronkelijk uit Rotterdam. Hij noemde cafe’s op waar ik kwam toen ik daar nog woonde en mensen waarmee ik weleens gepraat heb zonder dat ik wist dat ze beroemde schrijvers waren. We vonden Rotterdam mooi. Hij vertelde een verhaal over de Franse Revolutie, waarin elk Frans gezin de oproep kreeg de mannen naar Parijs te sturen. Eén plaats besloot daar niet aan mee te doen, ze leken wel gek, waarom alle mannen dood laten gaan zonder doel? De militairen uit het gehele land togen naar de stad en vermoordden elke gezonde, jonge man. Elk jaar, wanneer Frankrijk feest viert op veertien juli, hangen in één stad alle vlaggen halfstok. Zo lang kan een trauma duren, dacht hij. Ik besloot op dat moment dat drie jaar treuren om een verloren geliefde helemaal niet lang is.
In Rotterdam is die geliefde omgekomen tijdens het bombardement. Hij zei dat hij de oorlog meegemaakt had en ik begon te rekenen, want mijn vader is ook vijfenvijftig en voor zover ik weet, was die hele toestand voor zijn tijd. Maar, zei Richard, hij heeft de oorlog meegemaakt, omdat zijn gehele jeugd lang, elke dag, van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, de heipalen dreunden. Het onverstoorbare ritme van de heimachines bepaalde in welk tempo je liep en de toon waarop je iets zei. En op een gegeven moment merkte je het niet meer en viel het je pas weer op, wanneer de stilte doordrong in het klaslokaal of tijdens het avondeten.
Ik bedacht me dat verlies misschien wel schrijnender wordt wanneer je je beseft dat je de pijn niet meer voelt en dat je je dat pas realiseert wanneer je een moment denkt dat de heimachine niet meer continu je hart doorboort. Om later weer verder te gaan, want de bouwvakkers hadden gewoon pauze. Ik bedacht me ook dat ik elke situatie vergelijk met de liefde.