Mar 13, 2012 00:06
Het was zomer, boven de dertig graden en broeierig. Ik had mijn bachelordiploma een week geleden in ontvangst genomen, was ruim acht maanden zwanger en kreeg te horen dat mijn ouders waren verongelukt in een botsing met een vrachtwagen. Toen tot overmaat van ramp bleek dat mijn broers en ik geen recht hadden op het Regenbooghuis en we het per direct moesten ontruimen, besloot ik te vertrekken. De grond was onder mijn voeten vandaan gerukt, de fundamenten waar mijn ziel op rustte verbrijzeld, en er was niets meer dat me op mijn plek hield.
Van de erfenis betaalde ik de reis naar Eversley, een dorp op het platteland van Hampshire. Eerst met de trein, dan met de bus, en nog drie kilometer te voet naar de oude villa van de gepensioneerde professor bij wie ik mijn toevlucht wilde zoeken. Toen ik rond middernacht mijn doel bereikte met zere voeten en een hart vol lood, vond ik dichtgetimmerde ramen en een groot bord met FOR SALE bij de oprit. Op dat moment braken mijn vliezen.
Dingen die ik mis:
Het huis in Portugal.
De schommelstoel van opa en het bot in zijn been.
Het paardrijden. (O, wat mis ik hun briesende snuiten, hun stampende hoeven, hun wapperende oren, de geur van zweet en leer, de euforie van volmaakte samenwerking.)
De zeemeerminrots in de Allier.
De crêperie van Langeac.
De kraai van de cliffs of Moher.
Het skeeleren op roze wieltjes met grote broer.
De monsterhut.
Het liedjes zingen met Adrie.
Als de zon is heengegaan en de nacht gekomen
Schijnt van ver de stille maan, donker staan de bomen
Alle dieren in de schuur slapen op dit late uur
Stookt het vuur en zingt!
Als de zon is heengegaan en de nacht gekomen.