May 22, 2008 10:51
Ik was naast hem gaan zitten op het bankje in de veels te hete zon. Als de zweetdruppels tussen de groeven op zijn voorhoofd verscheen, veegde ik ze weer weg. Zo zaten we er een tijd. Hij zei heel de dag niets en ik genoot van ons eigen ritueel. Toen de zonnestralen afnamen, ging iedereen weg uit het park om iets te eten. De man met de diepe groeven op zijn voorhoofd verroer zich nog steeds niet. Hij staarde nog altijd doelvol voor zich uit en daarom bleef ik zitten waar ik zat. Ik fantaseerde over zijn leven. Ik fantaseerde over de oorlogen waarin hij had gevochten. Niet alleen overzee, maar ook in zijn huis. Ik fantaseerde over de harten die hij had gebroken en de stemmen die hij ooit had laten overslaan. Ik fantaseerde over de zandbakken waar hij ooit in had gespeeld en over de glijbanen waar hij vanaf was gegaan. Mijn fantasie zou verder zijn gegaan als hij niet botweg had gevraagd wat ik hier in hemelsnaam deed. Ik antwoordde: Dat is toch het mooie, mijnheer? Ik ken u niet en ik sta u bij.
Dat is een mooi gegeven, mijn kind. antwoordde hij en hij lifte zijn arm langzaam omhoog om mij in mijn wang te knijpen. We staarden elkaar aan en voor een moment kon ik in zijn ogen heel zijn leven lezen. Het was simpel geweest en minimalistisch. Niet te veel emoties, niet te veel drank, niet te veel vrouwen, niet te veel gedoe. Heeft u spijt? vroeg ik.
Nooit een minuut. en hij liep de avond in. Ik keek hem na, totdat de pad naar beneden daalde en de man met zich mee nam. Ik zuchtte, verveling. Ah, daar kwam een vrouw met een rollator aan! En ik huppelde haar achterna.