De hemel komt echt naar beneden vannacht,
in kogels en uit kranen; de eindtijd, het laatste
oordeel, alleen; heeft iemand al een boot gehuurd?
Ik ga mee.
De stortende regen is meer dan een ruis,
getuigt niet van onweer maar zegen.
God wast de wereld in water vannacht,
smeert haar in
met trotse ogen. Alle mensen
in één keer gedoopt.
Het klinkt niet meer als tikken, maar als water-
val, en ik zoek iemand om droog te wrijven,
bij te blijven, om ’s ochtends te horen:
het is nog niet op en te weten het is nog niet over.
Regenweken gaan over geloven.