Aug 06, 2007 17:07
Inmiddels ben ik de trotse eigenaar van mijn eindelijk aangekomen kredietkaart, en van een soeppot in een uitvoering waar zelfs de oudste bomma nog van zou blozen: wit met geschilderde groenten op. mijn soep staat er al in te pruttelen, eindelijk eens zonder gevaar voor overkoken.
Waar zaten we ergens in Costa Rica? Ah ja, San Gerardo de Dota, bij kilometerpaal 80. Het was een nogal bochtige rit, wel op een goede weg, maar toch... We werden afgehaald door euh... geen idee, iemand in een aftandse jeep. Geen wonder dat de auto's er zo versleten uitzien, buiten de Interamerikaanse snelweg zijn de wegen prut :) Soms letterlijk een modderpoel, maar even vaak een verzameling bulten en kuilen in grind. Het landschap waar je door hotst maakt het echter allemaal goed. Omhoog, omlaag, overal waar je kijkt bomen, groen, riviertjes, vogels, bloemen,... De lodge, Suria Lodge, waar we verblijven is de moeite. Een viertal houten huisjes, elk huisje een grote slaapkamer en een badkamer. Mooi afgewerkt, gezellig. Eten doen we bij de gastvrouw, een schat van een mens dat, jammer voor sjattie maar geweldig voor mij, amper Engels spreekt. De tuin is prachtig, een bloemenzee waardoorheen kolibri's sjeezen. Dit vogeltje heeft zijn Engelse naam "hummingbird" niet gestolen. Ze maken het geluid van kleine helikoptertjes, als reusachtige insecten die langs je oren zoemen. Ze kunnen geloof ik tot tachtig keer met hun vleugels slaan per seconde!!! Geloof me, je waant je in het paradijs met die vogels om je heen.
De vreugde was van korte duur, want na het middageten maakten we dadelijk kennis met de Costaricaanse interpretatie van regenseizoen: een hele middag pijpenstelen, binnen ijskoud, er zat niet anders op dan onder de dekens kruipen. Sjattie vond dat overigens niet onoverkomelijk, hij was nog steeds niet helemaal goed. We hebben veel geslapen de eerste dagen, misschien deels ook wel uit verveling. Om zes uur zie je geen hand meer voor je ogen, elke dag.
Vroeg opstaan is dus de boodschap. Dat hebben we behoorlijk letterlijk genomen: om kwart voor zes vertrokken op een paar uurtjes quetzal spotten, nog vóór het ontbijt. We hadden geweldig veel geluk. Lang gewacht, maar buiten de alomtegenwoordige gieren (zopilotos) en de heel wat zeldzamere trogón (een van de soorten, deze had een donkerrode borst en een donkergroene rug) niet veel gezien. Dan van plekje veranderd en daar hadden we geluk: we hebben er wel een stuk of vier gezien, helaas allemaal zonder lange staart. De quetzal is een felgekleurde vogel, het mannetje heeft een staart die wel een meter lang kan worden, erg mooi. Wij zagen enkel staartloze mannetjes en vrouwtjes, maar het was niet minder indrukwekkend, want zulke felgekleurde vogels zie je eigenlijk alleen maar in de dierentuin. Verder bij het wachten ook erg veel Spaans gesproken met onze gastvrouw: zij en haar zoontje waren onze gids. (En ik moet zeggen: zoonlief wist ze verdomd goed te vinden, de vogels).
Na het ontbijt hebben we niet lang moeten nadenken: blijkbaar moet je er vooral profiteren van de voormiddagen, dus zijn we dadelijk begonnen aan onze tocht naar de twee watervallen. De honden van de lodge hadden zin om mee te gaan en dat was best wel praktisch. Het was een pittig tochtje langs een smal, modderig pad, langs de rivier en de heuvelwand. Mooi, echt, maar behalve het soort begroeiing niet enorm verschillend van onze Ardennen. Desalniettemin heb ik wel lopen puffen. Sjattie minder, maar die heeft het later wel gevoeld. We hebben onze conditie wat moeten opbouwen, als je alles in één keer doet, ben je daar in dat klimaat gewoon even niet goed van. De watervallen waren erg mooi, vooral de tweede. De kracht waarmee die massa naar beneden dondert, het opstuivend water dat alles vochtig maakt... het doet je toch wel voelen dat je een beetje een stadsmens bent. (dat gold toch voor mij)
Een hele middag (een erg vochtige, jawel) opnieuw om te recupereren, en dat was nodig, want sjattie is toen pas geod ziek geworden. Avondeten heeft hij overgeslagen en dat was zonde, maar alleen heb ik niet moeten eten, want er was een Zwitsers koppel van wie ik veel heb opgestoken. De vrouw was al verschillende keren als vrijwilliger naar Costa Rica geweest omwille van de natuur en kon erg veel tips geven omtrent reizen en de bus en zo. Bleek van pas te komen. Na een tweede nacht ter plaatse, de volgende ochtend vertrokken naar de plek waar we waren afgestapt om verder te reizen naar San Isidro (ook gekend als Perez Zeledon, maar het duurde even voor ik doorhad dat dat twee namen voor dezelfde plek waren). Eigenlijk hebben we daar een beetje pech mee gehad. De bus was mooi op tijd, maar onze ticketten bleken dubbel verkocht, en onze plekken waren al bezet, zodat we eigenlijk een uur of twee, drie recht hebben gestaan. Voor sjattie was het een marteling, want zijn maag lag compleet overhoop en de weg was nog even bochtig als twee dagen voordien. Hij stond op ontploffen van ergernis tegen het moment dat we aankwamen in San Isidro...
(wordt vervolgd)